Opinie

"Architectuur is de nieuwe mode"

Kati Lamens, voorzitter NAV • 14 maart 2016

Architectuur is in Vlaanderen ‘de één procent’. Waarmee niet gezegd wil zijn dat het de rijkste cultuursector is, wel een pover bedeelde. Waarom is Vlaanderen voor architectuur en ruimtelijke ordening niet even ambitieus als het destijds voor mode en dans was, vragen NAV-voorzitter Kati Lamens, Joachim Declerck, Els Vervloesem, en Stefan Devoldere zich af.

Architectuur uit Vlaanderen en Brussel breekt vandaag internationaal door. Onze ontwerpers spelen een prominente rol in belangrijke wedstrijden en bouwprojecten, in toonaangevende tentoonstellingen, op beurzen en biënnales. Velen geven les aan gerenommeerde universiteiten. Architectuur is op korte tijd een succesvol exportproduct geworden. Dat is niet omdat onze ontwerpers meedingen naar het kroontje in de wereldwijde schoonheidswedstrijd voor spectaculaire en onbetaalbare sculpturen. Wel omdat ze de gave hebben om steeds complexere opgaven te voorzien van een realistisch en pertinent antwoord. Bovendien zijn er de afgelopen jaren, onder meer onder impuls van de Vlaams Bouwmeester en de architectuurorganisaties, vernieuwende ontwerppraktijken kunnen ontstaan. Samen met burgers en beleidsmakers verbeelden ontwerpers hoe steden en landschappen mee antwoorden kunnen geven op klimaatverandering, demografische groei of krimp, zorgverstrekking of stedelijke economie.

 

Vlaanderen doet niet mee

 

De grote internationale belangstelling voor Vlaamse en Brusselse architectuur herinnert aan hedendaagse dans en modeontwerp. Sinds de jaren 90 zetten die Vlaanderen en Brussel internationaal op de kaart, ze werden een vaste waarde in het cultuurlandschap. We kunnen die explosie van talent binnen dans en mode niet los zien van de moedige investeringen die Vlaanderen deed: in opleiding voor jonge talenten, in specifieke musea en festivals, in internationale samenwerkingen.

 

Architectuur moet het helaas zonder dergelijke steun stellen. Zo kreeg de architectuurtentoonstelling die vorige week in het Paleis voor Schone Kunsten (Bozar) opende geen subsidies uit Vlaanderen, ook al gaat het om een jong, toonaangevend Vlaams ontwerpbureau en over een tentoonstelling die de komende maanden onder meer naar Londen en Bordeaux trekt. Een publicatieproject dat de opkomst van beloftevolle, jonge architectuurpraktijken in de kijker wilde zetten wordt evenmin ondersteund. Architecten en cultuurorganisaties krijgen dat systematisch ontbreken van financiële steun niet langer uitgelegd aan internationale partners en collega’s.

 

Innovatie vergt publieke investering

 

Dit zijn gemiste kansen. Niet alleen voor de architectuurpraktijk, maar ook en vooral voor de vele partners binnen en buiten de culturele sector waarmee ze samenwerkt. De expertise die ontwerpbureaus op internationaal niveau ontwikkelen, mogen we ons niet laten ontglippen. We moeten ze valoriseren, delen en voluit inzetten voor lokale vernieuwing. Die lokale innovatie is geen luxe. We hebben ze dringend nodig. De minister-president stelde recent nogmaals: ‘We moeten de ruimtelijke wanorde een halt toe roepen.’ Het is voor iedereen duidelijk dat we nu voorbij die intentie moeten geraken. Een trendbreuk in de woningbouw bijvoorbeeld is al decennia een beleidsambitie, maar ze landt onvoldoende in de praktijk. Sterker, de huidige bouwprocessen laten steeds minder ruimte voor vernieuwend ontwerp. Om de tanker te keren zijn sterke ontwerpers én een ambitieuze bouwcultuur nodig. Het eerste hebben we in overvloed, maar het wordt onvoldoende ondersteund en lokaal benut. In het tweede wordt veel te weinig geïnvesteerd.

 

Meer ambitie is een noodzaak

 

De kloof tussen enerzijds de nood aan een radicale omslag in ons ruimtegebruik en de kracht van onze ontwerpbureaus en anderzijds de investeringen in een vernieuwende bouwcultuur, is groot. We laten te veel kansen, intelligentie en energie onbenut. Zonder consistente en moedige investeringen blijft de gewenste trendbreuk dode letter. Dit is het moment van de waarheid: de volgende weken beslist minister van Cultuur Sven Gatz (Open VLD) over de culturele middelen voor de komende jaren. Het risico is reëel dat de budgettaire beperkingen en de beoordeling volgens traditionele zakelijke normen in het nadeel zullen spelen van een kleine architectuursector. Zo dreigt architectuurcultuur opgesloten te blijven in de fragiele onderkant van het cultuurbeleid. Daar draait ze in een vicieuze cirkel: door het gebrek aan solide ondersteuning en basisdynamiek (architectuurorganisaties) is er onvoldoende tijd en capaciteit om lokale en internationale projecten te realiseren (met projectsubsidies).

 

Kijk naar Nederland

 

De Vlaamse regering kan architectuur uit deze vicieuze cirkel halen, als ze dat wil. Nu investeren in architectuurcultuur levert in de toekomst gegarandeerd maatschappelijk rendement. De praktijk en de architectuurorganisaties zijn er klaar voor. Dat maakten ze kenbaar in de ambitienota Architectuurcultuur is vliegwiel voor innovatie (2015). Ter inspiratie: Nederland investeert jaarlijks circa 20 miljoen euro in de cultuur van architectuur en ruimtelijk ontwerp. Dat is per inwoner zeven keer meer dan Vlaanderen. Voor een sector die vandaag 1 procent van de cultuursubsidies krijgt, is een gestaag groeipad geen optie. Wil de Vlaamse Regering haar beleidsintenties koppelen aan daadkracht, dan moet ze architectuur nù een grote sprong voorwaarts laten maken.