Opinie

"Wedstrijden: wat met de economische voetafdruk?"

Kati Lamens, voorzitter NAV • 1 juni 2016

Met architectuurwedstrijden wil bouwmeester Kristiaan Borret de mediocriteit van de Brusselse bouwprojecten doorbreken (DS 25/05). En gelijk heeft hij: uitzonderlijke problemen vragen om uitzonderlijke oplossingen. Toch zijn ze daarom niet voor álle bouwprojecten opportuun, en ze mogen ook geen vrijbrief voor vrijblijvendheid worden.

Wie op YouTube de zoekwoorden ‘say no to spec’ intikt, vindt een treffend filmpje van het Canadese reclamebureau Alpha Zulu Kilo. In de video wandelt een zakenman lukraak enkele horecazaken binnen. Hij vraagt er – gratis - een koffie of ontbijt te mogen proeven “to see if I like it or not.” Daarna pas zal hij beslissen of hij overgaat tot aankoop of niet. De reacties zijn unaniem verbouwereerd – ze verklaren hem gek. Niemand lijkt het echter gek te vinden dat hetzelfde voor architecten wel lijkt op te gaan: er wordt gevraagd om eerst hun werk uit te voeren alvorens er beslist wordt om overgaan tot de aankoop van zijn diensten. Toch is het net dat wat vandaag bij veel architectuurcompetities het geval is.
 

Zwart gat waarin investeringen verdampen

 
Veel van die competities zien niet eens het levenslicht onder de naam van een ‘architectuurwedstrijd’, maar als ‘offerteaanvraag’ of ‘oproep tot kandidaatstelling’. In het slechtste geval is er maar één ronde en is het voldoende dat je over de juiste referenties beschikt om te mogen deelnemen. Met als gevolg dat, in een erg competitieve markt onder druk van de crisis, tientallen bureaus zich genoodzaakt voelen om honderden uren te investeren voor de conceptie van visieteksten, plannen van aanpak, inplantings- en inrichtingsplannen, grondplannen, doorsneden, gevels, modellen, maquettes, 3D-visualisaties, ramingen… Ze willen hun orderboeken immers gevuld houden.

 

Overdreven, zegt u? Op www.architectuurincompetitie.be verzamelden we de afgelopen maanden bijna 100 – 99 om exact te zijn – ‘verloren projecten’, netjes met het aantal uren erbij dat het kandiderende kantoor aan de competitie besteedde. Daaruit blijkt dat een kantoor gemiddeld maar liefst 512 uren besteedt aan een wedstrijd. Even talrijk en treffend zijn de verhalen waarbij competities worden afgeblazen omdat de opdrachtgever  - net dóór die wedstrijd – tot nieuwe of andere inzichten is gekomen, politiek een andere weg wil inslaan, of tot de constatatie is gekomen dat hij eigenlijk niet over de eigendomsrechten beschikt… In dat geval is de wedstrijd een vrijbrief voor vrijblijvendheid gebleken. Was er al een vergoeding voorzien voor de wedstrijdfase, dan ben je als architectenkantoor bovendien niet zeker dat je die ook krijgt wanneer het project wordt afgeblazen.

 

Frappanter nog is de economische voetafdruk van dit alles. In 2015 voerde adviesbureau Ecorys een onderzoek uit i.o.v. architectenvereniging G30. Het nam 277 dossiers van overheidsopdrachten boven de wettelijke minimumeis voor Europese bekendmaking onder de loep bij 19 bureaus. De gemiddelde investering op het vlak van personeel bedroeg per kantoor 23.627 euro. Met een gemiddelde van 6 kandidaten, tikt de gezamenlijke investering aan tot afgerond 142.000 euro. Bovendien calculeerde het adviesbureau dat ook de overheid nog eens gemiddeld 47.142 euro besteedt aan de inzet van personeel voor  de voorbereiding, organisatie, jurering…  van één dossier. Tel daarbij nog het feit dat er voor 31% van de procedures geen enkele vergoeding was voorzien, en je krijgt een verklaring voor het gevoel van defaitisme dat veel architecten vandaag ervaren: competities zijn een zwart gat waarin hun investeringen verdampen.

 

Bijna 1.000 handtekeningen steunen vraag om faire regels

 

Architectuurwedstrijden zijn geen mirakeloplossing. Gebruik ze dan ook enkel voor die gevallen waarvoor ze ook in het leven zijn geroepen: bij uitzonderlijke ontwerpvraagstukken, zoals bijvoorbeeld in Brussel het geval is. De Brusselse Bouwmeester, samen met de Vlaamse en de Antwerpse, hebben dit ook begrepen en organiseren (miniem) betaalde wedstrijden en Open Oproepen die als vliegwiel fungeren voor de oplossingen waar ze naar zoeken.

Maar ook in het segment van minder baanbrekende projecten is een wildgroei ontstaan aan niet altijd even opportune wedstrijden in alle mogelijke maten en vormen. Daarbij ontbreekt het aan een manier van werken die recht doet aan het vele ontwerpende onderzoek die architecten in zo’n wedstrijd verrichten. Daarom hopen we dat, als de Brussels Bouwmeester private ontwikkelaars stimuleert om meer wedstrijden te organiseren, hij hen ook helpt om dat op een faire, duurzame manier te doen. De overheid in het algemeen, in casu de toekomstige nieuwe Vlaams Bouwmeester zou hier een voortrekkersrol moeten spelen door een protocol uit te werken.

 

Bijna 1.000 architecten tekenden op www.architectuurincompetitie.be alvast tien aanbevelingen die als basis kunnen dienen. Zo vragen we onder meer om een standaardprocedure in twee trappen, duidelijk afgebakende inschrijvingen, een welomschreven projectambitie en een faire vergoeding. Alleen zo blijven architectuurcompetities ook leefbaar voor de deelnemers. De Antwerps, Vlaams en Brussels bouwmeesters hebben dit in elk geval al begrepen, en waren bij de eersten die de aanbevelingen ondertekenden.

 

Bronnen
  • NAV News