Opinie

"Lokale besturen en architecten: natuurlijke bondgenoten"

Arch. Kati Lamens, voorzitter NAV • 12 juni 2018

Architecten en lokale besturen streven allebei naar tevreden klanten/gebruikers. Het raakvlak in die gezamenlijke ambitie omvat een goede ruimtelijke ordening, een gebouwenpatrimonium dat beantwoordt aan alle functionele, esthetische en toekomstgerichte eisen en een correcte toepassing van de reglementering. Daarmee zijn architecten en lokale besturen natuurlijke bondgenoten die, als ze elkaar de ruimte gunnen om elk zijn rol te vervullen, de spreekwoordelijke wiskundige paradox van 1 + 1 = 3 kunnen realiseren.

Overhandiging NAV-memorandum aan schepen Wout Maddens (Kortrijk)

De ruimtelijke vraagstukken zijn vandaag complex en uitdagend. De beroepsorganisaties van architecten ondersteunen hun leden via vorming, sensibilisatie en goede voorbeelden opdat ze hun rol optimaal zouden kunnen opnemen. Van de lokale besturen die een steeds grotere autonomie voor hun ruimtelijk beleid toebedeeld krijgen, verwachten wij eenzelfde inspanning en engagement. Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van oktober hebben we daarom een memorandum met onze verwachtingen geredigeerd. Een kort overzicht.

 

Samenwerking is gebaseerd op communicatie. Een dossier moet van in het voortraject op het juiste spoor zitten om tijdverspilling bij alle partijen en ontgoochelde opdrachtgevers/burgers te voorkomen. Tijdig telefonisch of fysiek contact met de administratie en de adviesinstanties komt dat voortraject per definitie ten goede. Een goede bereikbaarheid is daarom een absolute vereiste, zeker in tijden van digitalisering die het persoonlijke contact naar de achtergrond verdringt.

 

Een goed ruimtelijk beleid munt uit door eenvoud en uniformiteit. Uiteraard vertonen gemeentes soms grote verschillen en zijn eigen accenten dus zinvol. Maar als elke dienst zijn eigen interpretatie hanteert, evolueer je onvermijdelijk naar ruimtelijke wanorde.

 

Een ruimtelijk beleid moet ambitie hebben, want ruimte is een kostbaar goed. Die ambitie mag niet verzuipen in vastgeroeste gewoonten en conventies. Nieuwe stedenbouwkundige instrumenten en woonvormen moeten hun kracht kunnen etaleren.

 

Een ambitieuze ruimtelijke visie moet worden ondersteund door de nodige kennis en middelen, anders blijft het een holle slogan. Een kerktorenmentaliteit hoort hier niet thuis. Waarom zouden gemeenten geen bovenlokale initiatieven opzetten als dat hen meer slagkracht geeft? En waarom zouden ze geen gebruik maken van de expertise waarover de architecten beschikken? Dat is toch wat echte bondgenoten doen?