Opinie

"Samen voor meer architecturale en ruimtelijke kwaliteit"

Kati Lamens, nationaal voorzitter NAV • 2 juli 2019

In ons beroep valt kwaliteit te vergelijken met een tamagotchi, zo’n virtueel kuiken dat bij gebrek aan constante zorg de digitale geest geeft. Op die nood aan zorg voor architectuur en ruimtelijke planning hebben wij als beroepsvereniging al tot vervelens toe gewezen. Dikwijls wijzen we daarbij de gemeenten op hun verantwoordelijkheid omdat zij de hen recent toebedeelde lokale autonomie onvoldoende verzilveren in een goed gefundeerd kwaliteitsbeleid. Maar je moet daarvoor over de nodige kennis en middelen beschikken, luidt dan meestal hun repliek. Kwaliteit is ook geen kwantificeerbaar gegeven waarop je als lokale overheid een waterdichte motivatie kunt bouwen als je een vergunningsaanvraag afwijst, volgt steevast als tweede - valabel - argument.

Af en toe kregen we de bal ook keihard teruggeserveerd en werden we gewezen op banale appartementenarchitectuur ‘waaraan toch ook een ontwerper te pas is gekomen’. Een terechte kritiek, maar als geen ander beseffen wij: de architect kan adviseren en aanbevelen wat hij wil, de finale beslissing ligt altijd in andermans handen. Dat architecten dergelijke opdrachten dan maar moeten weigeren zoals sommigen suggereren, is jammer genoeg geen optie in de markt waarin we vandaag opereren en een onaanvaardbaar zwakke positie innemen. Slotsom van de discussie: lokale overheden en architecten praten hopeloos langs elkaar heen, en als dat te lang aanhoudt, is het risico verre van denkbeeldig dat we ons allebei terugtrekken in een egelstelling. Een horrorscenario dat we zeker willen vermijden.

 

Maar er gloort hoop aan de horizon. Enkele recente ontwikkelingen stemmen mij optimistisch. Mits de nodige inspanningen kunnen zij niet alleen de architecturale en ruimtelijke kwaliteit aanscherpen, maar ook een flinke impuls geven aan de positie van de architect. Ik heb het meer concreet over de kwaliteitskamers die enkele intercommunales voor streekontwikkeling in Oost- en West-Vlaanderen en in Brabant hebben opgezet met de bedoeling de lokale besturen te versterken, kennis uit te wisselen en de expertise te vergroten. Een tweede hoopgevende evolutie is dat de mogelijkheid die de Vlaamse regering een tijdje geleden creëerde om intergemeentelijke GECORO’s op te richten, daadwerkelijk tot resultaten begint te leiden. Twee pilootprojecten kunnen alvast rekenen op financiële ondersteuning van de (vorige) bevoegde minister van Omgeving en zullen de deelnemende gemeenten extra slagkracht geven bij hun visievorming inzake ruimtelijk beleid en hun aanpak van concrete projecten. Het is nu aan ons architecten, ruimtelijk planners en andere experts om voluit onze rol in deze organen op te nemen, zodat zij uitgroeien tot de platformen van overleg, kennisbundeling en cocreatie waarvoor we al zo lang pleiten. De tijd voor actie is aangebroken.