Interview

Dhooge & Meganck Architectuur: “Zonder wrijving geen glans”

Colette Demil en Staf Bellens • 13 februari 2020

Ze bouwden een perfect functionerende mosterdfabriek met de allure van een abdij, die stormenderhand de harten van architectuurliefhebbers wereldwijd veroverde. Ze geven mee het Gentse Gravensteen een toekomst. Ze plannen een precieuze openhartoperatie in het centrum van Wingene. Intussen blijven ze zichzelf elke dag opnieuw in vraag stellen en brengen ze die attitude over op de architecten van morgen. Aangename kennismaking met ingenieur-architecten David Dhooge en Saar Meganck.

Foto: Studio Dann

Wat hebben Claude Nicolas Ledoux, Andrej Tarkovski, Wabi Sabi, Ontroerend Goed, Sonic Youth en de Katsura Imperial Villa met elkaar gemeen? Ze buitelen alle fluks over je scherm als je op de website van Dhooge & Meganck Architectuur op ‘Zeitgeist’ klikt. “Net als elke mens putten architecten uit een poel die ze in zich dragen”, licht Saar toe. In haar poel treffen we onder meer Albijn Van den Abeele aan, stamvader van de Latemse school en haar betovergrootvader. “Mensen vergeten soms de fundamentele betekenis achter de grote namen en etiketten in de kunstwereld. Kunst is voor mij geen kwestie van ego’s en prijskaartjes. Wat telt, is de lijn die ze ‘verlegd’ hebben en hoe ze hiermee elke generatie opnieuw weten te raken. Ik ben opgegroeid met de pure, menselijke verhalen over mijn betovergrootvader en de Latemse schilders. Hij regelde onderdak voor de kunstenaars en vuurde bovenal continu hun wilskracht aan om te doen waartoe ze zich geroepen voelden.” Als een verre echo aan die voorvader hangt aan de wand van hun vergaderruimte een set schilderijtjes van haar hand, die op de website terugkeren als icoontjes waaronder de informatie van hun architectuurprojecten digitaal zit weggeborgen.

 

Wegen komen samen

 

De twee ingenieur-architecten (UGent) vormen in het dagelijks leven al lang een koppel, met als meest hartverwarmende bewijs hun zonen Wolf (11) en Raf (9). Hun professionele samenwerking is van meer recente datum, van 2015 om precies te zijn. Saar vervoegde eerst het architectenbureau van Firmin Mees, em. Prof. aan de UGent, waar ze onder meer de omvorming van een oude thermische centrale tot het studentenhuis The Therminal begeleidde. Later bouwde ze haar eigen praktijk uit waar ze het gebruikelijke traject aflegde van typische starteropdrachten naar meer op haar leest gemodelleerde projecten.

 

David vervoegde na zijn stage het samenwerkingsverband dat Stéphane Beel en Xaveer De Geyter hadden opgezet voor enkele projecten van UGent zoals de faculteit Economie naast de Sint-Pietersabdij en UFO naast de Vooruit. “Die grote programma’s, waarbij ik vanaf het voorontwerp tot een deel van de uitvoering betrokken was onder supervisie van Xaveer en Stéphane, vormden een straffe leerschool. Bovendien speelde alles zich af binnen een klein, autonoom team, geleid door Jo Taillieu van Devylder Vinck Taillieu en Jo Taillieu Architecten, waarin onder meer ook Isabelle Blancke van Dierendonck Blancke, Inge Buyse en Bram Seghers van Buyse-Seghers nauw samenwerkten.” Vanaf 2005 kreeg hij een almaar groeiende rol toebedeeld binnen Beel Architects en was hij onder andere projectleider voor het ontwerp en de uitvoering van vier gevangenissen, de reconversie van het postsorteercentrum in Berchem tot Post X en het masterplan van de Gentse Oude Dokken, een thuiswedstrijd die hij tot vandaag blijft savoureren. “In 2014 stelde Stéphane mij en drie andere collega’s voor om partner te worden in zijn bureau. Anderhalf jaar lang hebben we dat intens bestudeerd en besproken, maar uiteindelijk ging het niet door. Elke kandidaat had daarvoor zijn redenen. Zelf wou ik, samen met Saar, op eigen vleugels het avontuur tegemoet.”

 

Open voor verwondering

 

Openheid en verwondering waren de belangrijkste Leitmotive bij de start van dat avontuur. Saar: “Welomschreven doelstellingen mijden we, omdat die al snel leiden tot oogkleppen. Wij zweren bij een brede kijk, een open instelling en de gepaste gevoeligheid voor interessante opportuniteiten die onze weg kruisen.” David: “Die houding geeft je een zekere flexibiliteit, zowel als mens als in het architectenbureau. Onze kleine schaal, met naast ons twee een team van vijf medewerkers, maakt dat we snel kunnen wenden en keren. We koesteren dan ook geen groeiplannen, maar geven de voorkeur aan samenwerking. Dat is eigen aan onze generatie, denk ik. Door samen te werken, leer je van elkaar en kan je meer invloed uitoefenen dan wanneer iedereen van op zijn eigen eilandje ageert. We houden ook van het sportieve aspect van wedstrijden, waar je nu eens samen de kar trekt en morgen pal tegenover elkaar staat. D&B-opdrachten passen ons eveneens, omdat je zo inzicht in en begrip voor het standpunt van een andere partij krijgt.”

 

Saar: “De handen in elkaar slaan is des te aangenamer omdat ons land momenteel heel veel goede architectenbureaus telt. De appreciatie die we voor elkaar voelen, overstijgt veruit de concurrentie. De opgaven zijn vandaag ook zo complex dat je een brede expertise moet inzetten. We beseffen dat we, door de kwaliteiten en accenten van diverse partijen te bundelen, tot een ruimer beeld komen dan wanneer elk uitsluitend zijn eigen verhaal vertelt.”

Camp's, een hedendaagse abdij voor de ambachtelijke productie van mosterd. Foto: Frederik Vercruysse

Die openheid overstijgt voor Dhooge & Meganck de architectuur en haar aangrenzende domeinen. Zo werkten ze voor hun onderzoeken en projecten samen met uiteenlopende spelers uit de cultuurwereld zoals cabaretier Wouter Deprez, Klara-presentatrice Greet Samyn en componist Alain Van Zeveren. David: “We doen dat niet om op te vallen, maar uit interesse, bijna vanuit een associatief proces. Terwijl we met architectuur bezig zijn, krioelen er honderd andere ideeën in ons hoofd, die opborrelen vanuit die poel waarover Saar het daarnet had. Waarom zouden we dat alles niet trachten samen te brengen, in plaats van uitsluitend met architectuur bezig te zijn?”

 

Saar: “Architectuur richt zich in eerste instantie op mensen, en mensen staan altijd voor een collectie van kleine verhalen. Wij hebben geen boodschap aan een fantastisch gebouw dat ons ego streelt, maar willen achterhalen hoe mensen zich in een gebouw zullen voelen, welke betekenis dat gebouw zal hebben voor de gebruiker, de voorbijganger en de omgeving.”

 

Proeve van architectuur

 

Hoe divers de onderzoeken en ontwerpen van Dhooge & Meganck ook zijn, ze cirkelen stuk voor stuk rond een duidelijk herkenbare kern die we nog het best kunnen vatten als ‘Every building must have its own soul’ (Louis Kahn). “Essentieel voor ons zijn eerlijkheid en bezieling. We mijden elk forceren en streven nooit een visueel einddoel na, maar zoeken een eerlijk antwoord. Form follows function, als we die wat afgekloven woorden mogen opdiepen. Dat heeft te maken met een brede waaier aan inzetkapitaal: planopbouw en leesbaarheid, materiaalgebruik, beeldwaarde, ruimtelijke beleving.”

 

Met die verdieping en verstilling zetten ze mee de toon in de Zeitgeist van vandaag. Dat bleek overduidelijk uit de wereldwijde belangstelling voor hun mosterdfabriek Camp’s die werd getypeerd als een abdij, de cover van het jaarboek architectuur Vlaanderen 2018 sierde en genomineerd was voor de Mies van der Rohe Awards 2019. “Camp’s is een bij uitstek industrieel en functioneel gegeven. Achter het plaatje gaat een uiterst complex technisch verhaal schuil van verticaliteit, zwaartekracht, viscositeit, efficiëntie en een sterk verhoogde productiecapaciteit die veel minder fysieke inspanningen vergt. Maar tegelijkertijd staat de fabriek voor beleving. Voor de werknemers om te beginnen, die vroeger de hele dag zakjes moesten tillen in een soort afgesloten doos zonder contact met de seizoenen. Maar ook voor de buitenwereld, want ongeveer elke zaterdag dienen zich twee groepen geïnteresseerden aan voor een gegidst bezoek. Iemand voelde zich zelfs zo aangesproken door de architectuur dat hij spontaan kwam solliciteren.”

 

De genese van de mosterdfabriek is emblematisch voor de aanpak van het architectenbureau. “Vrienden van opdrachtgever Ben Decock, een heuse renaissancemens, hadden hun woning met ons verbouwd. Het resultaat sprak Ben sterk aan. Dat betekende de start van een lang proces. In zijn oude, onverwarmde productieruimte hebben we, gezeten op oude stoelen, urenlang gepraat over cultuur, de drijfveren achter menselijke activiteiten, onze preoccupaties. Zodra hij het gevoel had dat alles tussen ons klopte, gaf hij ons de vrije hand. Toen we, na lange tijd in alle stilte en beslotenheid aan het project te hebben gesleuteld, na de realisatie plots werden overspoeld door die golf van appreciatie, waren we enorm dankbaar. Het is prachtig hoe architectuur, een universele taal die geen vertaling nodig heeft, mensen over heel de wereld kan raken. Wij streven ook naar architectuur die voor zich spreekt en geen uitleg nodig heeft.”

Camp's - Foto: Frederik Vercruysse

Het schaap onder de wol

 

Niet dat het architectenkoppel door die wervelwind aan applaus de grip op de vaste bodem verloor, integendeel. “Appreciatie geeft een goed gevoel, maar het is niet de motor achter ons werk. Vergeleken met andere culturele disciplines is architectuur een traag gegeven. Tussen de eerste schets en het gebouw verstrijken soms jaren. Architecten moeten aan de lange weg timmeren. Eén goed project volstaat niet, je moet jezelf altijd opnieuw bewijzen en heruitvinden. Dat is net het mooie aan ons beroep. We blijven onszelf in vraag stellen, en laten toe dat anderen dat met ons doen. Bij opmerkingen zetten we niet meteen onze stekels op, integendeel. Binnen het bureau mag iedereen alles kritisch tegen het daglicht houden zolang het over inhoud gaat. Ook tussen ons beiden rijst er in het ontwerpproces geregeld frictie, maar zonder wrijving krijg je geen glans. Pas als je elkaar in vraag durft te stellen, kom je tot een goed resultaat.”

 

Architectuur is voor hen ook per definitie onderzoek. “Het is ongetwijfeld prettig om altijd hetzelfde soort gebouwen te ontwerpen en dat gaandeweg helemaal te beheersen, maar wij geven de voorkeur aan heel uiteenlopende opdrachten. Dat voedt de geest en duwt je in een bescheiden rol omdat je het niet allemaal weet. Net het gebrek aan voorkennis of referenties kan aanleiding geven tot een andere, verrassende kijk. Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk wel dat ik het kan, zei Pippi Langkous. We zijn ook grote fan van vernaculaire architectuur, die dikwijls een sterke authenticiteit heeft.”

 

Vanuit een vergelijkbare visie engageren ze zich in de architectuuropleiding. Beiden zijn betrokken bij de ontwerpopleiding van de ingenieurs-architecten aan UGent, en Saar geeft daarnaast les aan de masters architectuur van de Academie Maastricht. “Het contact tussen docenten doet vragen opborrelen en vormt zo een soort onderzoek. De wisselwerking met de studenten biedt je de kans om van betekenis te zijn voor hen. We trachten hen een kritische houding bij te brengen, de vrijheid te bieden om hun intrinsieke kwaliteiten te ontplooien en een methodiek te ontwikkelen. Typisch voor het creatieve proces is de iteratieve zoektocht. Je hoeft je geen zorgen te maken als je niet meteen een oplossing vindt. Forceren helpt niet, je moet het proces over je laten komen en daar een zekere rust in vinden. Als studenten ervaren dat hun docenten geen antwoord bij de hand hebben en net zoals zij geregeld de mist ingaan, begrijpen ze gaandeweg dat die ene waarheid niet bestaat, dat ontwerpen niet verloopt langs een rechte lijn maar een kwestie van schaven en zoeken blijft. We brengen hen ook bij dat je zelfs met het mooiste verhaal door de mand valt als het ontwerp niet klopt. Met poeha alleen kom je er niet: als al de wol weg is, moet het schaap er nog staan.”

GRAVENSTEEN - TV Murmuur - Dhooge Meganck - Okkerse

Via een Open Oproep van de Vlaams Bouwmeester verwierf de TV murmuur – Dhooge & Meganck – Sabine Okkerse de opdracht om het Gravensteen klaar te stomen voor de toekomst. “Een groeiend bezoekersaantal opvangen, in goede banen leiden en een optimale beleving garanderen, de toegankelijkheid verbeteren, aangename omstandigheden creëren voor de medewerkers, de identiteit van het unieke monument zoveel mogelijk respecteren en het gebouw beter integreren in de omgeving, dat waren enkele van de opgaven. We hebben het Gravensteen benaderd als een hart met vele kamers. Eerst hebben we goed gekeken waar de circulatie stropte, en dan hebben we twee chirurgische ingrepen gedefinieerd die via een minimale wijziging een maximaal effect sorteren.”

'We hebben het Gravensteen benaderd als een hart met vele kamers.'

Een ander belangrijk project wordt de transformatie in het centrum van Wingene, een opdracht die eveneens via een Open Oproep werd verworven en waarvoor de architecten samenwerken met het architectenbureau Dertien12 en het landschapsarchitectuurbureau Studio Basta.

 

“De opdracht omvat de renovatie met uitbreiding van het gemeentehuis en de bouw van een vrijetijdscentrum. We hebben daar een serieus risico genomen en het bestaande masterplan genegeerd, omdat dat leidde tot een weinig kwaliteitsvolle open ruimte. Door te stapelen konden we onder de kerktoren, in het hart van de gemeente, een mooie groene ruimte creëren waar mensen elkaar automatisch ontmoeten en gesprekken vanzelf tot stand komen. Architectuur moet genereus zijn, ruimte bieden aan de aangrenzende plekken en daarvoor desnoods terugplooien naar een secundaire rol. Tijdens de uitreiking van de ARC Awards 2018, waar wij finalist waren, poneerde spreker Adriaan Geuze van West 8 voor een zaal vol architecten: ‘Architectuur is niet meer relevant’. We moeten niet alleen kijken naar het gebouw als verschijning, duidde hij die stoute uitspraak, maar ook naar wat zich rond het gebouw afspeelt en de interactie daarmee. Dat thema resoneert in al onze projecten en onderzoeken, waaronder heel wat masterplannen voor stadsontwikkeling. De stad kan je bekijken als een groot gebouw met buitenen binnenkamers. Op mediumschaal ligt daar een belangrijke rol weggelegd voor architecten, zolang we maar beseffen dat we de problemen niet in hun totaliteit kunnen oplossen. Wel kan je proberen met architectuur zo genereus mogelijk om te gaan wat de beleving, de menselijkheid en het stedelijk of dorpstapijt betreft, en trachten zo optimaal mogelijke omstandigheden te creëren.”

Wingene

Wingene

Wingene staat model voor nog andere kernthema’s van het architectenbureau. “Voor dit project hebben we zwaar ingezet op participatie, voor ons een belangrijk gegeven. De eerste gesprekken met de inwoners van de gemeente vonden plaats in openlucht, zodat meteen duidelijk werd waar we naartoe wilden. Iedereen kon ons daar rechtstreeks aanspreken. Wingene drukt tevens uit wat wij verstaan onder duurzaamheid. Naast techniciteit herbergt het begrip duurzaamheid een sociale en een ruimtelijke dimensie. Vandaar het belang van vragen als: moet je bouwen? Heb je die oppervlakte nodig? Waar bouw je? Kan je bestaande gebouwen meenemen? Wat doe je met de publieke ruimte rondom het gebouw? Architectuur kan sociale ongelijkheid niet oplossen, maar kan wel voorzetten bieden om het probleem gerichter aan te pakken.”

Nuttige links