Nieuws

“Het is niet te laat om onze ruimtelijke ordening te herstellen. In één generatie kan er veel.“

19 oktober 2020

Tegen heilige huisjes schoppen staat niet in zijn taakomschrijving, maar Weekend Knack peilde bij de nieuwe Vlaamse Bouwmeester, Erik Wieërs, toch naar wat hij graag anders zou zien.

Vreten we ruimte? 

"In Vlaanderen denkt men bij een goede woonsituatie aan groot, ja. Een kleine woning vindt men minderwaardig. Niet alleen financieel, maar ook gevoelsmatig. Daarom leggen we altijd zoveel nadruk op de vierkante meters. Maar er zijn veel slechte plannen met verkwiste vierkante meters. Het gaat over hoe je de ruimte gebruikt en welk gevoel dat oproept. Als je relatief klein woont, geeft een groot terras je een groter ruimtegevoel. Als je een kleine eetkamer hebt, maar ook een gedeelde plek waar je meer mensen kunt ontvangen als dat nodig is, dan heb je toch alles wat je nodig hebt?"

 

Gemeenschappelijke ruimte: de toekomst?

"Ruimte op een goede manier delen is de toekomst als we kleiner en dichter bij elkaar gaan wonen. We kunnen plekken ook dubbel gebruiken. Een park kan ook dienen voor wateropvang of groenteteelt, je kunt 's avonds basketten op de leegstaande parking van de supermarkt, in een gemeenschappelijke tuin organiseer je een barbecue voor vrienden, en je komt er je buren tegen. Maar we hebben een belangrijke omslag in ons denken nodig. In Vlaanderen is wonen een economisch gegeven. Bouwpromotoren zijn vooral bezig met winst en iedereen zorgt voor zijn eigen woning. Hoe meer geld je hebt, hoe meer plaats en buitenruimte je hebt. Maar je kunt ook anders kijken naar wonen. Stel dat we het niet meer zien als iets waar we geld mee verdienen, maar wel als een gemeenschappelijk op te lossen probleem: iedereen moet een goede woning hebben. We zouden coöperatieve woonensembles kunnen ontwerpen. Ouderen moeten niet naar een woon-zorgcentrum, maar worden verzorgd in de gemeenschap, kinderopvang gebeurt ook daar, er is een wasplaats en een feestruimte, de bewoners delen boor- en grasmachines en misschien zelfs auto's." 

 

Minder open ruimte aansnijden: makkelijker gezegd dan gedaan?

"Het is gemakkelijk om te zeggen: we moeten meer in steden en kernen gaan wonen, maar je kunt mensen niet deporteren uit de verkavelingswijken, om die dan af te breken. Het lijkt misschien te laat om onze ruimtelijke ordening te herstellen, maar dat is relatief. In één generatie kan er ontzettend veel veranderen. Als niemand die villa's in verkavelingen nog wil hebben, zullen ze verdwijnen. Is het niet over dertig, dan over vijftig jaar. Maar dan moeten we eerst mensen overtuigen dat ze in de steden en kernen een comfortabel leven kunnen leiden. Dat wil zeggen dat ze aangenamer en betaalbaarder moeten worden, verkeersluwer, groener en met meer water. Plekken waar iedereen buitenruimte heeft, privé maar ook collectief. Weet je, als we aan een dorp denken, denken we aan het gemeenschapsleven. Daar hebben we allemaal behoefte aan, maar dat kan prima in de stad. Ik deel een tuin met mijn buren, wij vormen een eigen gemeenschap en nu ook een bubbel. En ja, ik ken mijn bakker. Dat sociale contact is wat we zoeken, dus misschien moet de stad een verzameling van dorpen worden om aantrekkelijk te worden."