Uitkijkpunt Tuinen van Stene (Oostende) - Poot architecten – stefan.schöning.studio – UTIL - CLUSTER

Architectuur

Uitzichtloos: wedstrijd gewonnen, maar geen zicht op realisatie van uitkijktorens

Arnaud Tandt • 15 maart 2021

In Vlaanderen schoten uitkijktorens de afgelopen jaren als paddenstoelen uit de grond. Toch zijn er even veel projecten niet gerealiseerd, omdat de opdracht na de wedstrijd – vaak om onduidelijke redenen – door de opdrachtgever geannuleerd werd. Dit is bijzonder jammer, niet alleen omwille van de architecturale kwaliteit van de projecten, maar ook omdat de realisatie de geringe verloning van de architecten ietwat zou compenseren. We belichten drie torens die hadden moeten verrijzen in Doomkerke, Oostende en Roeselare.

Drie verschillende gemeenten, drie verschillende ontwerpteams, drie verschillende uitkijktorens, eenzelfde uitkomst: elk van deze – gewonnen – projecten werd stopgezet tussen gunning en realisatie. Enkele jaren geleden pakte de provincie West-Vlaanderen samen met Westtoer uit met Horizon 2025, een ambitieus programma om nieuwe uitkijktorens te realiseren of bestaande uitkijkpunten te optimaliseren. Verschillende gemeenten schreven architectuurwedstrijden uit via Oproep WinVorm, de West-Vlaamse variant van de Open Oproep die al tot vele kwaliteitsvolle realisaties heeft geleid. De organisatie van de Oproep is overigens een samenwerking tussen de Provincie West-Vlaanderen, de intercommunales WVI en Leiedal en de Vlaams Bouwmeester, die de Open Oproep in het leven geroepen heeft.

 

De wedstrijdcultuur heeft ontegensprekelijk bijgedragen aan de opstanding van de Vlaamse architectuur, al worden terecht de vaak te geringe – of onbestaande – vergoedingen voor de deelnemende bureaus tijdens de wedstrijdfase aangeklaagd. Helemaal pijnlijk wordt het echter wanneer het winnende project tijdens de uitwerking strandt op een zucht van de uitvoering, wat gebeurde bij de uitkijktorens in Doomkerke, Oostende en Roeselare. Over de organisatie van de wedstrijden zijn de betrokken architecten het eens dat dit correct verloopt, maar daarna loopt het mis. Gemeentebesturen vatten het selectie- en gunningsproces te vrijblijvend aan en zetten het al te gemakkelijk stop bij een wissel van de macht of een verschuiving in de prioriteiten. Het laat bij de architecten een wrang gevoel achter. Eens de wedstrijd gewonnen en de eerste horde genomen, noopt het complexe programma en het beperkte budget de ontwerpers vaak om zich tevreden te stellen met een veel te laag uurloon.

 

Bovendien zijn deze projecten niet beperkt gebleven tot de ontwerptafel van de architecten. Ingenieurs en andere partners werden uitgebreid geraadpleegd, talrijke vergaderingen werden belegd. Het prestige van het project en de wil om het gerealiseerd te zien motiveren architecten om ondanks een te laag loon door te zetten. Maar dan wordt plots de stekker eruit getrokken, zonder duidelijke motivatie – zoals een nieuw verkozen burgemeester die besparingen aanhaalt als reden, maar niet op de hoogte blijkt te zijn van de reële eigen inbreng en de veel grotere subsidie die door Westtoer toegekend zou worden. Lieten gemeenten zich overhalen om te stappen in een traject waarvan ze de uitkomst niet vatten of de moeite niet namen om ernstig te nemen? Waren ze überhaupt vragende partij voor een uitkijktoren? Als er één conclusie te trekken valt, dan wel dat de organiserende partners beter twee keer nadenken om weifelende opdrachtgevers, in casu gemeenten, koste wat het kost over de streep te trekken.

De uitkijktoren in Doomkerke is gebaseerd op de structuur van hoogspanningsmasten en verwijst daarmee naar de militaire zendmasten van Ruiselede. De uitkijktoren werd zo dicht mogelijk tegen het bos ingeplant om de inkijk in de nabije huizen te beperken. De toren moest daarom ook zo hoog mogelijk worden om boven de kruinen uit te komen. Gezien het bescheiden budget was de economische constructiewijze van hoogspanningsmasten hierbij een goede keuze. Daarnaast appelleert het ook aan het verlangen van kinderen om in hoogspanningsmasten te klimmen. De vormentaal zit opgespannen tussen design en non-design.

Uitkijkpunt Tuinen van Stene – Oostende

Poot architecten – stefan.schöning.studio – UTIL - CLUSTER

De uitkijktoren in Oostende is voorzien op de kop van het landbouwpark de Tuinen van Stene, en achter een drukke baanwinkelontwikkeling. De toren sluit aan op een fiets- en wandeldijk. Net als bij de toren in Doomkerke wordt hier gebruik gemaakt van de structurele principes van hoogspanningsmasten, zoals de kenmerkende korte diagonalen die o.a. de windbelasting overbrengen. De hoogspanningsmast is hier echter omgevormd tot een cilinder. Het cilindervormig frame bevat drie verschillende platformen: een terras, een ring en een uitkijkplatform. In het midden groeit een boom. Elk niveau heeft een eigen vorm en een specifieke beleving. Het onderste niveau, ter hoogte van de verhoogde fiets- en wandelroute, is een voor iedereen toegankelijk terras.

Van daar, twee meter boven de akkers, heeft men het ideale gezichtspunt om alles waar te nemen wat zich in de Tuinen afspeelt. Op dit rustpunt staan enkele banken. Het tweede niveau is een rondgang waarbij de bezoeker de volledige omtrek van de structuur ervaart. De bezoeker wandelt op de hoogte van de kruin van de boom en kijkt neer op het onderliggende terras. Op het hoogste niveau is opnieuw een terras, 19 meter boven het toegangsniveau, een open plek waar wind en regen voelbaar zijn. De slimme constructie resulteert in uiterst ranke kolommen. De toren wordt zo een veredeld industrieel product. De constructie wordt bekleed met witgekalkt glas, een techniek die vaak voor serres gebruikt wordt. Het schaduwenspel van het zonlicht, de structuur en de boom, maakt samen met het uitzicht de aantrekkingskracht van de plek uit.

Uitkijkpunt Bergmolenbos – Roeselare

atelier vík – Ae-architecten – BACK architectenbureau – Mouton – Dumoulin Bricks

De uitkijktoren in Roeselare is samengesteld uit een ronde en een vierkante bakstenen koker. Aan de voet van de toren versmalt de vierkanten koker tot een rechthoekige poot ,waardoor er een onderdoorgang tussen de twee steunpunten ontstaat. De circulatie is – deels – ontdubbeld; in de ronde koker gaat een wenteltrap omhoog, in de vierkante koker zijn er een aantal trappen tussen drie ‘kamers’. Samen met het onderste platform zorgen de kamers voor vier rustplekken die niet alleen de bezoekersstroom regelen, maar de kamers krijgen ook elk een thematische invulling. Ook deze toren heeft een aantal historische referenties. Behalve archetypes zoals graanmolens, industriële schouwen of kastelen – zelfs sprookjeskastelen zijn niet ver weg, Raponsje zou zo haar lange vlecht door het ronde raam kunnen gooien – wordt er ook verwezen naar de Bergmolen die er vroeger stond.

De molen is meest herkenbaar in de steunpunten en de ‘molenaarstrap’ die naar het onderste platform leidt. Het nabijgelegen Muse’um L en de lichtmeridiaan inspireerden tot de noord-zuidoriëntatie met een schaduwspel wanneer de zon in haar zenit staat. Het is echter de materiaalkeuze die de toren echt verankert in de lokale grond. De klei uit de putten van Rumbeke vormt de grondstof voor de bakstenen, die letterlijk de bouwstenen van de toren vormen, aangezien die in massief structureel metselwerk is opgetrokken. Door gebruik te maken van een materiaal en een bouwtechniek die diep in de geschiedenis van Roeselare geworteld zijn, en daarmee een hedendaags ogende toren op te trekken, vormt de uitkijktoren een hefboom tussen het verleden en de toekomst.