Architectuur

Bouwen met lokaal ontgonnen klei-leemaarde: AST77 reflecteert over hoe circulariteit vorm krijgt

Arnaud Tandt • 14 juni 2021

Aan de rand van een atletiekpiste in Tienen staat een rij woningen – de middelste nog in opbouw. Op de kop, uitkijkend over het park, heeft Peter Van Impe van AST77 architecten zijn eigen woning opgetrokken. De hoge populieren van het park worden in de glazen gevel weerspiegeld en benadrukken zo de verticaliteit ervan. Het enige wat het interieur overdag van buitenaf prijsgeeft, is nog een spiegel – of is het een raam? – op de bovenste verdieping. De voor- en achtergevel zijn gesloten met uitzondering van verticale glazen strips waar de woning aansluit op de buurwoning. Vanop een afstand lijken die twee woningen één geheel doordat dezelfde baksteen gebruikt is, maar eens naderbij maken twee verschillende metselverbanden het onderscheid leesbaar.

Foto: Maarten De Bouw

Hoewel beide woningen door dezelfde architect ontworpen zijn, kwam de keuze voor eenzelfde baksteen niet van hem. Het masterplan van B-architecten en OMGEVING legde dit type op, zodat het coloriet zou aansluiten bij de terracottakleurige atletiekpiste. Er duiken echter ook andere baksteentypes op in de rij – de voorschriften werden wat gelost – waardoor het idee dat “ieder zijn eigen stiksel met hetzelfde garen zou creëren”, wat verdween.

 

CIRCULARITEITSGEDACHTE

De opgelegde baksteen bracht de architect er wel toe om ook het dragend metselwerk in dezelfde baksteen op te trekken, zodat binnen en buiten in elkaar overgaan. Deze wand hoeft niet meer gepleisterd te worden – ruwbouw wordt afbouw – zodat de eventuele ontmanteling en het hergebruik van de constructiematerialen op termijn gemakkelijker wordt. De bakstenen, een hardgebakken type, kunnen zelfs bij gebruik van een standaardmortel gemakkelijk van elkaar gehaald worden, zo bleek uit een proef. De circulariteitsgedachte sloop op die manier gaandeweg het ontwerp binnen. Dit idee werd het meest doorgedreven in de vijftien meter hoge wand in aangestampte aarde. Voor die dragende wand kon de uitgegraven grond, normaal gezien een afvalmateriaal van een werf, ter plaatse verwerkt worden. Wanneer het gebouw ooit ontmanteld wordt, kan de wand terugkeren naar zijn vloeibare basistoestand, modder.

Foto: Maarten De Bouw

STAMPLEEMWAND

De realisatie van de leemwand had wel heel wat voeten in de aarde en zou onmogelijk geweest zijn zonder een bouwteam, waarin de architect en aannemer bijgestaan werden door de experten van Het Leemniscaat en BC Materials, en de ingenieurs van UTIL. Peter Van Impe had eerder ook het atelier van Martin Rauch in Oostenrijk bezocht, Rauch is een van de grondleggers van het moderne gebruik van aangedamde aarde in constructies. Aan de fijne leemgrond werd klei toegevoegd als bindmiddel, grof zand tegen krimp en gravel om structurele redenen. Alle beperkte toegevoegde grondstoffen werden aangevoerd uit eigen regio. Deze elementen werden onder gecontroleerde omstandigheden gemengd, vooral ook om het vochtgehalte onder controle te houden, waarna het op de werf in een bekisting werd gestort en aangedamd. De opstort gebeurde telkens in lagen van 15 cm, die vervolgens werden verdicht tot 9 cm. Met zijn vijftien meter is de wand één van de hoogste ongebonden stampleemwanden in Europa. Martin Rauch paste voor Ricola prefabwanden toe, maar voor deze woning werd er gekozen voor een uitvoering ter plaatse. Voor de toepassing werden tientallen testkubussen gemaakt en aan de universiteit van Gent getest om de exacte samenstelling én het vochtgehalte te bepalen. Gezien het geen cement- of kalkgebonden wand betreft, moet het vocht uiteindelijk kunnen uitdrogen. Daarom werd er niet gekozen voor één hoge bekisting, want dan zou het vocht zich uiteindelijk onderaan erin verzamelen, met mogelijk desastreuze gevolgen. De bekisting werd telkens omhooggeschoven zodat de onderste lagen konden uitdrogen en zo een stabiele basis vormen voor de bijkomende lagen. Het Belgische natte, koude weer hield ook het risico in dat het aanwezige water zou bevriezen, daarom werd een gloeidraad ingewerkt om de kerntemperatuur steeds hoog genoeg te houden. Ook de keldervloer werd in aangedamde aarde uitgevoerd waarvan de toplaag gepolijst werd zodat de granulaten zichtbaar werden. Uiteraard is de buitenste schil van deze kelder in beton uitgevoerd. Hierop staan de kloeke bakstenen muren en de stamplemen wand. Op elke verdieping wordt de verbinding tussen deze wanden gemaakt door dunne staalplaten rond de lemen muur waar de trap en telkens een sanitaire cel zit. De stabiliteit van de vier onafhankelijke muren wordt bovenaan gegarandeerd door een betonnen dak met een onderzijde in plankenbekisting.

Foto: Thomas Noceto

FLEXIBEL MAATPAK

Het huis is eigenlijk een structurele koker die door de architecten omschreven wordt als een ‘flexibel maatpak’: de vloeren kunnen naargelang de noden worden toegevoegd, uitgebreid of ingekort. In het metselwerk zijn op regelmatige afstand uitsparingen voorzien waarin kertobalken geschoven kunnen worden als draagstructuur. In de huidige invulling zijn de slaapkamers op de onderste verdiepingen gesitueerd en de leefruimtes erboven. De keuken zit op de bovenste verdieping en zal in de toekomst een rechtstreekse verbinding hebben met het dakterras. De glazen structuur die bovenaan de trap toegang tot het terras zal verlenen, zal ook de ochtendzon in de woning brengen. Op het dak worden ook bomen geplant – de architect refereert hierbij aan de Guinigi toren in Lucca. Het systeem van de nutsvoorzieningen maakt mede de flexibiliteit mogelijk. De nutsleidingen zijn in verticale leidingkokers in de spouw ingewerkt. Ze lopen onder de vloer in een verlaagd plafond tussen twee balken tot waar ze nodig zijn. Ook de ventilatiekanalen zitten achter het binnenspouwblad en de behandelde lucht wordt via open stootvoegen de ruimte ingeblazen – het systeem is volledig onzichtbaar. De klimaatregeling gebeurt met een lucht-lucht warmtepomp. De thermische inertie van de dikke stenen draagmuren helpt om de temperatuurpieken en -dalen in de zomer- en wintermaanden af te vlakken. Het omgekeerde wonen, met de slaapruimtes onderaan en de leefruimtes bovenaan, maakt dat de thermische trek het wooncomfort verhoogt.

Steenhof Tienen - AST77, Peter Van Impe

SPIEGELS

Het materialenpalet is heel sober. De constructiematerialen verschijnen in hun naakte vorm: baksteen, beton, staal, aarde. Ook de open boekenkast is in staal uitgevoerd. De vloerafwerking is in parket, mét een visgraatmotief maar 45° gedraaid zodat de planken evenwijdig met de muren lopen, waardoor het houtafval gereduceerd wordt. De kleerkast die de scheiding vormt tussen slaapkamer en traphal is aan de kamerzijde met vilt bekleed. Langs de hal zijn de schuifdeuren, die toegang bieden tot de kamer en de kasten, afgewerkt met spiegels. De spiegelende oppervlakten komen overal terug in de woning. Glas is het goedkoopste materiaal en is bijvoorbeeld ook gebruikt voor de bekleding van de borstwering op de bovenste verdieping – het optisch effect werkt zelf van buitenaf. De spiegels vergroten de leefbaarheid van de woning. De spiegelende afwerking van de westelijk gerichte raampartij zorgt voor privacy. Althans overdag, want ’s nachts wordt het effect omgekeerd, dan wordt de binnenzijde van het venster een spiegel en de woning een lichtbaken naar het park toe. Doordat de spiegels overal verdiepingshoog toegepast zijn, valt de blik van wie erin kijkt niet op zichzelf maar op de omgeving die erin weerspiegeld wordt. Het is een bijkomende manier om de grens tussen binnen en buiten te vervagen.

Foto: Maarten De Bouw