Interview

Peter Swinnen: 'Wees verbeeldend, en niet louter verleidend'

Arnaud Tandt • 16 juli 2021

Peter Swinnen is een architect met meerdere levens. Net na zijn afstuderen richtte hij samen met Lieven De Boeck 51N4E op (1997), dat hij leidde tot 2013. Hij was de derde Vlaams Bouwmeester, doceerde architectuurpraktijk onder meer aan de ETH Zürich, AA London en de UNILU Luxemburg, en doctoreert momenteel aan de KU Leuven. Samen met Anne Judong leidt hij het bureau CRIT, waarmee hij behalve aan architectuur- en stedenbouwkundige projecten ook aan tentoonstellingen en publicaties werkt. Zo opende in de Singel onlangs ‘Future Plans 1970-2020’, de tentoonstelling over 50 jaar Luc Deleu & T.O.P. office. In het najaar volgt een expo en publicatie over de experimentele ballonwoning van Lode Janssens in het CIVA.

Peter Swinnen © Wouter Van Vooren

We spreken Peter Swinnen in het bureau van CRIT. op de vierde verdieping van een brutalistisch verzamelgebouw in de Brusselse Dansaertstraat. Het gebouw huisvest een protestantse kerk, gemeenschapsruimtes alsook woon- en werkplekken. De ruimtes van het kantoor zijn een restant van een ontwerp waar Swinnen nota bene zelf aan gewerkt heeft tijdens zijn stageperiode bij Christian Kieckens. Op de grote tafel voor ons liggen een tiental architectuurbundels die gesloten zullen blijven tijdens het gesprek – we zijn bij wijze van spreken ‘te vroeg’, de projecten zijn nog in geduldige ontwikkeling. Maar er is voldoende gespreksstof met twee recent gerealiseerde tentoonstellingen en bijhorende publicaties, en een derde in het vooruitzicht. De rode lijn door dit alles is de ‘ongevraagdheid’ van de architectuur, die ook Swinnens praktijk definieert.

 

ONGEVRAAGDHEID

 

Peter Swinnen: “De tentoonstellingen vormen voor ons een onderzoeksmatige serie. We zijn twee-en-een-half jaar geleden in museum M begonnen met René Heyvaert, een weerbarstig architect die de zaken bevroeg voorbij de initiële vraag. Bij Deleu & T.O.P. office speelt die ongevraagdheid evenzeer. Aan hen hebben we een tweede tentoonstelling en publicatie gewijd, ditmaal voor het VAi. Nummer drie gaat dit najaar in het CIVA in première en handelt over Lode Janssens, voormalig drecteur van Sint-Lucas architectuur Brussel en Gent. Tussen 1973 en 1982 heeft hij met zijn familie in een experimentele ballonwoning gewoond. Heyvaert, Deleu en Janssens: alle drie zijn het Sint-Lucas exponenten, en dat bewust recalcitrant DNA willen we ook mee helpen blootleggen met de publicaties en de expo’s. Wat Deleu betreft, dat is geen eenmalige interesse, ik ben namelijk onder zijn mentorschap afgestudeerd aan Sint-Lucas Brussel en mocht vervolgens als stagiair meewerken aan de start van De Onaangepaste Stad. Voor de T.O.P. office tentoonstelling hebben we flink wat projecten kunnen opdiepen die amper of nooit getoond werden. Praktijken als T.O.P. office maar ook Janssens en Heyvaert komen ons inziens te weinig aan bod, of worden onterecht weggezet als ‘moeilijk’. De tentoonstellingen die we maken zorgen ook steeds weer voor een toekomstig perspectief, zo hebben we voor de T.O.P. office twee nieuwe monumentale werken helpen realiseren, we hebben ze eigenlijk uitgelokt. En dan wordt tentoonstellen relevant, veel meer dan een overzicht.”

 

Is Luc Deleu wat uit het architectuurdiscours verdwenen omdat hij weggezet is als kunstenaar? 
Peter Swinnen: “Het is een beetje genuanceerder dan dat. T.O.P. office is nooit weggezet volgens mij. Deleu heeft heel bewust gekozen om een artistieke praktijk toe te laten, omdat dit bepaalde cruciale vrijheden biedt. Er zit een ontzettende dwang achter om alles in een groter geheel te kunnen bekijken, op een haast wetenschappelijke manier. De wereldreizen zijn bijvoorbeeld geen reizen an sich, maar een leren omgaan met de coördinaten en de schaal van de wereld. En of dat die praktijk dan wordt geapprecieerd door de architectuurdiscipline of niet, who cares. Het is vooral een permanente vorm van educatie. Luc Deleu heeft generaties architectuurstudenten helpen vormen, die bewust of onbewust die stempel meedragen. Dat alleen al maakt T.O.P. office relevant en zeer concreet.”


RELEVANT WERK

 

Peter Swinnen: “Ik draag het experimentele en het ongevraagde binnen de architectuurpraktijk hoog in het vaandel. Ik heb dat steeds gedaan, zowel bij 51N4E, als bouwmeester en binnen CRIT. De start destijds met 51N4E was in die zin een ideale omgeving voor het baldadig kunnen testen van zaken die ik belangrijk vond, maar waar je niet per se een opdracht voor had. De T.I.D. tower was er bijvoorbeeld nooit gekomen indien ik op een blauwe maandag niet het idee had gehad om ongevraagd een Brussels hoogbouwproject te tekenen. Het is door dat ‘ingebeeld’ project dat er destijds de uitnodiging voor de wedstrijd is gevolgd. Dat positieve verrassingseffect blijvend bewaken en activeren beschouw ik als deel van onze kunde, zodat we relevante ruimtelijke projecten kunnen ontwikkelen. Elk project moet in die zin zichzelf kunnen overstijgen en maatschappelijke meerwaarde creëren. Doet het dat niet dan is het geen interessant project. Voor een lezing die ik aan de Architectural Association gaf, heb ik voor de oefening onze projecten op die manier tegen het licht gehouden, namelijk: produceren ze iets voorbij zichzelf? De helft van de projecten kon ik – helaas misschien – doorkruisen, omdat ze dit niet deden. Ik vind dat alvast een scherpe manier om een gesprek of debat aan te gaan, het bevragen van de eigen praktijk.” 

 

Misschien leent niet elke projectvraag zich hiertoe. 
Peter Swinnen: “Dat is zeker waar. Dat is alvast voor mij het criterium bij het al of niet aannemen van projecten. Als we die kwaliteit niet kunnen garanderen wordt het afgestoten. Je moet in één zin kunnen formuleren wat dan die meerwaarde is. En als dat narratief niet goed zit dan gaat er een kruis over.” 


PROPOSITIONEEL


Peter Swinnen: “Een voorbeeld van een succesvol ongevraagd proces is ons voorstel van afgelopen jaar voor het S.M.A.K. in Gent, getiteld “Le Musée et son Double”. Daar hebben we met veel reflectie en wikken en wegen de schijnbaar onlegbare puzzel zodanig in elkaar geklikt dat iets wat al 15 jaar vastzat op politiek niveau plotseling bespreekbaar werd. Het was ook een schitterende samenwerking met het S.M.A.K. zelf, we hebben ons allen overtroffen in dit traject. Dat heeft me veel vertrouwen gegeven in wat dat de ruimtelijke discipline in wezen vermag, de vraag écht juist helpen te stellen door architecturaal propositioneel te zijn.”

S.M.A.K., Le Musée et Son Double, maquette (1.100), CRIT., 2020

Is het bij het S.M.A.K. de verbeeldende kracht van architectuur die ingezet werd als katalysator om bepaalde processen in gang te zetten?
Peter Swinnen: “Inderdaad. Doe een voorstel! Wees verbeeldend, en niet louter verleidend. Architectuur kreunt onder vaak misplaatste verleiding. De grote maquette die we maakten voor het S.M.A.K. was letterlijk een middel om mensen errond uit te nodigen, in groep of in één-op-één gesprekken. Architectuur is altijd een middel, nooit een doel an sich. Ook al is het vaak voor flink wat cliënten overduidelijk een doel. Er is altijd een en plus, een beyond. Het werk is in die zin nooit klaar, het wacht een volgende bevraging af.”

 

PRODUCTIEF CONFLICT


Peter Swinnen: “Hoe een project nooit klaar is, kan ik aantonen met het project Art Economy, een banale woning waarrond er een stalen muur werd gezet. Toen ik bij mijn eerste bezoek die woning in het bos zag, wou ik eigenlijk gewoon rechtsomkeer maken. Het oninteressante banale riep bij mij een absolute weerstand op. Waarom zou je in hemelsnaam een dommige woning uitbreiden? Na een gesprek met de eigenaars ben ik teruggegaan naar het bureau, heb ter plekke een schets gemaakt van een drie meter hoge stalen wand rond de woning en een uitgehold interieur. Een schets vanuit een intrinsieke wrevel. En toen ik met die kleine maquette terug naar de cliënten ging, zag ik hun ogen oplichten. Die hadden het begrepen, waren in staat om het project mee te problematiseren. Ze hebben het aangedurfd om dat traject aan te gaan. Toen het geheel opgeleverd was, wandelde ik met de cliënten door het huis en zei ik tegen hen: “ik denk dat de woning vanaf nu niet meer van jullie is.” Waar ik op doelde was dat de ingreep de woning mee publiek had gemaakt, en dat het misschien wel tijd was om specifieke mensen uit te nodigen. En zo is de publicatie, Reasons For Walling A House, ontstaan, waardoor de architectuur werkelijke nieuwe gesprekken en ontmoetingen mogelijk maakte. En het project zich keer op keer in vraag stelde. Dat is een fantastisch traject geweest, zo ontzettend leerrijk en waardevol, zo essentieel. Een project dat steeds zijn volgende fase vooraf spiegelt. Ik vind die frictie ontzettend belangrijk. Je mag dat gerust het productief conflict noemen, met een gezonde nadruk op het productief aspect, maar het conflict als middel negeren is een cruciale inschattingsfout. Het vergt veel energie en noopt tot inzichtelijkheid, dat dan weer wel.”

 

In een lezing verwees je juist naar architecture as a practice of consensus. 
Peter Swinnen: “Architectuur is doorgaans geëvolueerd naar een praktijk van consensus, dat klopt. Ook de onduidelijkheid van wie wat degelijk kan doen. Ik vind het maar moeilijk te geloven dat post-its en met zijn allen rond een tafel workshoppen een wezenlijk verschil kan maken. Uiteindelijk belanden die post-its allemaal in de vuilbak. Architectuur gaat over het kunnen, willen en durven problematiseren. En dan moet de kunde van de architect dienaangaande niet geloochend worden, vandaag wordt de kunde van de architect meer en meer geloochend en gereduceerd, en dat voelt onnatuurlijk aan. ”

 

ARCHITECTUURDEBAT

 

Peter Swinnen: “Ik heb me altijd geëngageerd om publieke debatten en lezingen te organiseren. Dat is intrinsiek deel van de discipline. Voor ETH ondernam ik recent de cyclus ‘I Prefer Not To’, over het kunnen, willen en durven laten deviëren van een vraagstelling, en dus bijtijds ook iets durven af te slaan. Het was zeer interessant te zien hoe sommige architecten handig rond de initiële uitnodiging dansten. Andere reageerden dan weer schitterend to the point, en dat debatplezier is onbetaalbaar. De cultuur om elkaar positief uit te dagen, maar desalniettemin uit te dagen. Onze vrienden van zonet, Heyvaert, Deleu en Janssens, die munten daarin uit. We kunnen daar kritisch van leren."


Er is toch een debat over maatschappelijke problemen en hoe de architectuur daarop een antwoord kan formuleren.
Peter Swinnen: “Ik merk dat ook, ja, maar denk dan onmiddellijk dat de discipline zichzelf overschat.” 


Je bedoelt dat zij niet in staat is om daar veel antwoorden op te bieden? 
Peter Swinnen: “Met architectuur an sich kan je geen crisis te baas. Het is vaak doordat men via architectuur kan afwijken van platgetreden paden dat er mogelijks nieuwe – zeer kleine – deelinzichten kunnen ontstaan.”


VRIJHEID


Je hebt de woning Heyvaert al aangehaald als een interessant voorbeeld. Enkele jaren terug restaureerde CRIT. een deel van de woning. Zo’n woning binnen de huidige context is toch totaal not done, door de plek waar ze staat of omdat ze niet goed geïsoleerd is… 

Maar dat soort experimenten moeten mogelijk blijven, ook in de toekomst. Anders wordt alles grijs, beige, ongenereus en vooral ook dom. Wonen in deze woning is niet je reguliere wonen, de bewoners zijn mooie plantrekkers, vinden telkens weer interessante zijwegen om toch zaken verder te testen. Mag dat even? Hun ecologische footprint is vele malen kleiner dan in een reguliere woning, net omdat ze anders durven te leven, meer buiten leven ook. Wij wonen op een gelijkaardige woning in het CECA-huis van Willy Van Der Meeren en Léon Palm. De isolatie is misschien ei zo na nul, maar we migreren mee met de seizoenen, dus in de winter leven we zeer compact, in de zomer kan het niet op en wordt de gemeenschapstuin deel van de woning en vice versa.”

 

Het CECA-huis lijkt nog verdedigbaar, maar bij woning Heyvaert ligt dat toch anders.
Peter Swinnen: “We mogen hierover gerust van mening verschillen. De Woning Heyvaert staat in een cul-de-sac, en vormt, net zoals bij de CECA-woongemeenschap, een heel eigen wooncluster met de buren. Misschien moeten we als discipline dat soort van andersheid durven omarmen en tegelijk kritisch tegen het licht te houden. Je mag vooral niet alles over dezelfde kam scheren, wat men politiek tracht te doen. Laten we daarover dus met zijn allen een slim gesprek voeren.” 

 

Video: Peter Swinnen in gesprek met Luc Deleu