Vrije Tribune

"Hoe meer we beweren dat samenwerken de kwaliteit fnuikt, hoe moeilijker om wet '39 open te breken"

Architect Jozef Hessel • 8 november 2021

Architect en NAV-bestuurslid Jozef Hessel (A1AR) breekt een lans om vaker samen te werken met andere bouwpartners. De oproep komt er na de controverse rond de nieuwe architectuurwedstrijd voor het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (Mukha). Zo schreef Gideon Boie in De Standaard dat hij vreest dat de architect in de pocket van de promotor terechtkomt. Hessel betreurt deze opmerking, en is ervan overtuigd dat architecten bruggenbouwers moeten zijn. “Hoe meer wij verkondigen dat samenwerken nefast is voor de kwaliteit, hoe minder draagvlak er zal zijn om die beruchte wet van’39 open te breken en hoe meer wij naar die de irritante hoek van de vergaderzaal zullen geduwd worden.” Lees hieronder zijn opiniestuk.

Jozef Hessel

lightbulb Vrije Tribune

NAV wil op NAV.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Daarom geven we hier een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer NAV dan via info@nav.be.

Bruggenbouwers

 

De wereld schreeuwt om verandering. Eindelijk voel ik het begin van eensgezindheid tussen de wereldse grootmachten dat onze wereld haar grenzen heeft bereikt. Onlangs las ik nog in een rapport van het Europees parlement ter voorbereiding van de VN-klimaatconferentie in Glasgow om politieke voorstellen te doen over de wijze waarop landen sneller actie kunnen ondernemen om de ambitiekloof te dichten teneinde de opwarming van de aarde onder 1,5 °C te houden. De EU spoort aan, om haar diplomatieke inspanningen en pogingen met de ontwikkelingslanden, te intensiveren teneinde als bruggenbouwer te fungeren tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden.

 

Bruggenbouwers hebben we dus nodig om een antwoord te bieden op de toekomst. Niet onbegrijpelijk als je weet wat op ego gestuurde individuen in het verleden hebben teweeggebracht. Samenwerken met de neuzen in dezelfde richting lijkt me een ideale strategie om gezamenlijke kwalitatieve doelstellingen te realiseren op lange termijn.

 

Het is binnen het discours van bruggenbouwers om grote mondiale problemen ook op microschaal aan te pakken dat NAV een opleiding organiseert over samenwerken binnen de bouwsector. Gezien ik al langer pleitbezorger ben dat samenwerken sterker maakt, had NAV mij uitgenodigd om op een cursus - ‘Tijdelijke samenwerkingsvormen’ – eens enkele van die praktijkvoorbeelden te komen toelichten. Samenwerken tussen architecten, samenwerken tussen architecten en aannemers, samenwerken tussen overheden en architecten, …  kruisen binnen ons kantoor bijna dagelijks ons streven naar kwalitatieve projecten die een meerwaarde vormen voor de maatschappij. Ik had mezelf voorgenomen om geen bloemlezing te geven maar een realistische kijk op samenwerken met alle voor- en nadelen, valkuilen en opportuniteiten. Mijn bijdrage beperkte zich meer tot een verhaal, een getuigenis van hoe je in deze complexe bouwwereld toch een antwoord kan bieden als architect om het hoofd boven water te houden. We weten immers dat roepers in de woestijn niet het tij zullen keren in Glasgow. Het resultaat is dat zij die in de woestijn roepen, alleen meer woestijn creëren tot we er allen samen in staan. Veel uitgebreider en veel meer onderbouwd gaf mr. Goossens trouwens een uitgebreide kijk op de juridische aanpak van al deze samenwerkingsvormen om er niet geblutst en gebuild uit te komen.  

"Ik begrijp niet hoe je als architectuurcritici een theoretische mening kan blijven verdedigen vanuit een ivoren toren die telkens weer architecturale kwaliteit als enige criterium hanteert, zonder met het brede werkveld in gegrond en gedegen debat te gaan."

Een geïnteresseerde cursist kwam mij aanspreken in de pauze dat een toonaangevende krant toevallig vandaag terug een opinie van Gideon Boie had gepubliceerd waarbij hij openlijk vreesde dat de architect weer een schertsfiguur zou worden binnen het dossier van het nieuwe Mukha in Antwerpen. Ik moest mij verontschuldigen want ik had die dag nog niet de tijd gehad de krant door te nemen. Ik weet ook niet of ik, zelfs met tijd, nog zin heb mij te verdiepen in meningen die heel ver van de realiteit staan. Het verwondert mij toch enigszins dat een zelfverklaarde kwaliteitskrant dit blijft publiceren zonder een gedegen wederwoord en een subtiel en sereen debat. Je zou toch verwachten van een krant die onderzoeksjournalistiek pretendeert dat er wat verder gegaan wordt dan enkel een ‘mening’ over een heel subjectief onderwerp. Eerlijkheidshalve moet ik ook toegeven dat ik al enkele maanden eerder wat was afgehaakt met opinies te lezen van twee mensen die een drama – zou ik durven zeggen, bijna misbruiken – om een volledige manier van bouwen onderuit te halen.

 

Wat me bijzonder betreurt is dat twee bijzonder intelligente mensen, waar ik zonder meer veel respect voor heb, het schrijven van dergelijke ongenuanceerde artikels kiezen boven een sereen debat en een zoektocht naar hoe het beter kan. Ik begrijp niet hoe je als architectuurcritici een theoretische mening kan blijven verdedigen vanuit een ivoren toren die telkens weer architecturale kwaliteit als enige criterium hanteert, zonder met het brede werkveld in gegrond en gedegen debat te gaan.

 

Meester-loodgieter

 

Daarnaast vond ik het bijzonder vreemd dat de Vlaamse bouwmeester, Erik Wieërs, op sociale media moest bijsturen omdat hij van mening was dat dhr. Boie niet goed was geïnformeerd. Hij counterde al snel dat de opdracht van het Mukha geen PPS of DB was in de veronderstelling dat alle bezorgdheden daarmee van de baan waren.

In juni 2021 lees ik immers van diezelfde researcher aan de KU Leuven over de het nieuwe VRT-huis in diezelfde krant het volgende: In de praktijk draagt de projectontwikkelaar de broek en is de architect een onderaannemer op het niveau van de loodgieter.

 

Ik begrijp niet goed wat dhr. Boie hiermee bedoelt. Als uitvoerend architect heb ik immers bijzonder veel respect voor die loodgieter op de werf. Het doet me trouwens denken aan een groot staatman die ook als bijnaam ‘de loodgieter’ meekreeg. Zijn methode werd aanzien als zeer bedachtzaam, zakelijk en onderbouwd door zijn grote dossierkennis. Hij was overtuigd dat elke partij zijn borst diende nat te maken om dan stapsgewijs verder het water in gaan tot er een compromis rond was.

 

Het leverde hem de reputatie op van sleutelaar en "meester-loodgieter" van werkbare regeringsmeerderheden. Hij bezat door zijn jarenlange ervaring als geen ander een groot inzicht in het Belgisch institutioneel kluwen en was daarbij bijzonder creatief als "problem solver". 

"Uiteraard zijn er uitdagingen om aannemers en andere actoren te overtuigen van kwaliteit die wij, als architect, voor ogen hebben maar ik doe dit liever naast hen, zij aan zij aan het roer, niet van aan wal."

Als architect zou ik graag zo omschreven worden na mijn opdracht. Want dat Belgische institutioneel kluwen lijkt wel heel hard op een bouwproject. Het ‘loodgieter’ zijn zou ik dus bijzonder graag opnemen als geuzennaam. Ik ga ervan uit dat een befaamd researcher uiteraard met ongelofelijk veel respect spreekt over deze specialisten in hun vak en daarmee de vergelijking wil maken met de reputatie die wijlen Dehaene had als ‘problem solver’.

 

Wet van ’39

 

Van architectuurcritici van de toekomst zou men verwachten dat zij bruggenbouwers zijn. Zij zijn immers bezig met de bijzonder belangrijke vorming van onze toekomst. Ik zou verwachten dat zij op de barricades staan te springen om op zoek te gaan hoe deze samenwerkingsvormen een antwoord kunnen bieden aan de bijzonder complexe vraagstuk die de bouwwereld op vandaag is. Uiteraard zijn hun zorgen (deels) terecht. Het zal trouwens uit ONZE beroepsgroep moeten komen hoe we ervoor kunnen zorgen niet tot schertsfiguur herleid te zullen worden. Het verbaast me dat telkens eenzelfde groep architecten bijzonder luid roept dat de architect niet mag samenwerken met andere partners en net deze roep ervoor zorgt dat wij stillaan monddood worden gemaakt binnen het bouwproces. Hoe meer wij verkondigen dat samenwerken nefast is voor de kwaliteit, hoe minder draagvlak er zal zijn om die beruchte wet ’39 open te breken en hoe meer wij naar die de irritante hoek van de vergaderzaal zullen geduwd worden. In grote tegenstelling neem ik, als architect, graag de taak van loodgieter op mij. Hoe kan ik mijn architecturaal concept, met compromissen waar nodig, maar met de drang naar architecturale kwaliteit tot stand laten komen. Laat ons dus wat meer loodgieter zijn, die de kunst beheerst om met pijpen en kraantjes een gebouw te laten ‘werken’. Om een echte teamplayer te worden waarbij kwaliteit van architectuur hand in hand gaat met duurzaamheid op alle vlakken.

 

Wat me zorgen baart is het beeld die sommigen onder ons telkens opnieuw over de aannemer hebben. Het is absoluut niet mijn bedoeling om hier als woordvoerder van de Confederatie Bouw of Bouwunie op te treden of te ontkennen dat een aannemer misschien soms te vaak op zoek gaat naar ‘platte’ optimalisaties maar het maakt me zorgen hoe er vandaag nog altijd vanuit dat conflictmodel vertrokken wordt. Uiteraard zijn er uitdagingen om aannemers en andere actoren te overtuigen van kwaliteit die wij, als architect, voor ogen hebben maar ik doe dit liever naast hen, zij aan zij aan het roer, niet van aan wal. Want daar staan immers de beste stuurlui zegt men. Wat me bovenal zorgen maakt is dat wij snel aan wal gaan afgezet worden, laat ons hopen niet gegooid worden, als wij samenwerken per definitie als mislukking aanschouwen. Ik ga er graag naïef van uit dat ik met dialoog de ambitie van politiek en de goede wil van de aannemer kan aanwakkeren.

"Hoe meer wij verkondigen dat samenwerken nefast is voor de kwaliteit, hoe minder draagvlak er zal zijn om die beruchte wet van ’39 open te breken en hoe meer wij naar die de irritante hoek van de vergaderzaal zullen geduwd worden."

In tegenstelling tot deze houding zou ik van progressieve mensen verwachten die met hun onschatbare waarde aan (theoretische) bagage teamwerk ondersteunen. Op vandaag gebruik ik binnen de praktijk nog altijd voorbeelden die ik tijdens de architectuurtheorie onderwezen kreeg. Het zou de basis moeten vormen om ver vooruit te denken en met een gedegen kennis uit het verleden een antwoord te bieden op de toekomst. Een antwoord op problemen die veel groter zijn dan de vrees dat wij geen alleenheerser meer zijn binnen de realiteit. Ik ben ervan overtuigd dat wij op deze manier wel onze architecturale kwaliteit kunnen linken aan (terechte) andere vragen uit de maatschappij.

 

Vraagstukken met betrekking tot ruimte zijn complex. Door de toegenomen technologische mogelijkheden vragen ze ook steeds meer een scala aan kennisdomeinen en expertises. Dat maakt samenwerking verrijkend én noodzakelijk. Dit impliceert echter ook dat geen enkele van de partners in het bouwproces nog alle expertise in zich kan dragen.

 

Er is werk aan de winkel, dat is zeker, want samenwerkingen zijn niet altijd het toonbeeld van gedegen kwaliteit. Ook de bedenkingen van deze critici over de politieke wil van overheden, bouwheren en de ambitie van aannemers zijn terecht maar met een open geest en op een gelijkwaardig niveau ben ik overtuigd dat we partnerships kunnen afsluiten met andere experten en bouwpartners om zo WEL tot kwaliteit te komen.

 

Laat ons er samen werk van maken. Laat ons samen meer Glasgow zijn, laat ons wat meer loodgieters zijn.