Architectuur

Boekentoren, symbool van wetenschap en modernistisch erfgoed

Elise Noyez • 7 maart 2022

De vierde toren van Gent schittert weer. Hoewel de renovatie- en restauratiewerken aan het modernistische monument van Henry van de Velde na negen jaar nog niet volledig afgerond zijn, werd de 64 meter hoge Boekentoren in september 2021 officieel voor het publiek geopend. Van de leeszaal op het gelijkvloers tot de Belvedère op de 21ste verdieping treffen bezoekers er op heden een monument dat schijnbaar moeiteloos in ere hersteld is, al is de ware toedracht uiteraard anders.

Foto's: Kristien Daem

Gent heeft historisch gezien een grillige verhouding ten opzichte van de Boekentoren. Wanneer de betonhuid van het in 1942 in gebruik genomen gebouw al in de jaren 50 problemen vertoont en ter bescherming een extra epoxymortellaag wordt aangebracht, transformeert de ooit lumineuze toren immers snel in een okerbeige en eerder droef ogend baken aan de Gentse horizon. Bovendien stapelen ook de interne complicaties, met oververhitting en waterinsijpeling als voornaamste, zich gaandeweg op.


De officiële bescherming van het gebouw als monument in 1992 kan in eerste instantie weinig soelaas bieden. Problemen worden enkel ad hoc aangepakt, en het is pas wanneer verzamelaar André Singer en bibliotheekconservator Sylvia Van Peteghem begin 21ste eeuw op het toneel verschijnen dat de aandacht voor de bijzondere architectonische en kunsthistorische waarde van het gebouw zich bestendigt. “Dit gebouw vraagt een visie voor de toekomst want binnen vijf à zeven jaar komen we op een point of no return”, laat Singer in 2003 optekenen. Sterker nog: “Bij volledige nalatigheid kunnen we het binnen 30 jaar afbreken.” Op eigen initiatief stelt Singer architectenbureau Robbrecht en Daem architecten aan om voor de restauratie van het monument een haalbaarheidsstudie uit te voeren. Die studie geeft uiteindelijk aanleiding tot een investering van de Universiteit Gent en de lancering van de bijbehorende Open Oproep eind 2006, met als centrale ambitie om van het gebouw, met al zijn kunsthistorische waarde, een bibliotheek van de 21ste eeuw te maken. Robbrecht en Daem architecten stelt zich, samen met Baro Architectuur, SumProject, Barbara Van der Wee Architects, Daidalos Peutz, VK Engineering en Studiebureau Greisch kandidaat en in 2007 krijgt het multidisciplinair team de opdracht gegund. De werken nemen aanvang in 2012 en worden, navenant de beschikbare financiële middelen, in verschillende fases afgewerkt.

Een opmerkelijk beeld: de volledige binnentuin werd uitgebroken en ingegraven voor de creatie van een ondergronds depot. Deze structurele ingreep zorgde meteen voor 3.000 m2 extra opslagcapaciteit en is een van de sleutels tot het succes van de renovatie. © Geert Roels

De lijn doortrekken

Paul Robbrecht omschrijft zijn houding, en bij uitbreiding die van het volledige ontwerpteam, ten opzichte van het monument als ingetogen, bescheiden en “hondentrouw” aan Henry van de Velde. “We hebben een gelijkaardig standpunt ingenomen als David Chipperfield bij de renovatie van de Neue Nationalgalerie van Mies van der Rohe: we wilden het gebouw naar de 21ste eeuw brengen, maar zodanig dat onze ingreep zo goed als onopgemerkt kon gaan. Uit onze ervaring en onderzoek was gebleken dat het gebouw dat ook toeliet. De Boekentoren heeft immers een heldere logica. Die hebben we doorgetrokken.”


Het ontwerp van Robbrecht en Daem voorziet in de eerste plaats in een lichte herkartering van de verschillende functies in het gebouw. De Faculteit Kunstgeschiedenis – het voormalige Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde, kortweg HIKO – moest baan ruimen en de circulatie van beide, voordien volledig onafhankelijke, vleugels werd aan elkaar geknoopt. “Door die lijn door te trekken krijgt de bibliotheek niet alleen meer ruimte, maar ontstaat er ook een corridor die de oorspronkelijke ingang met een nieuwe, rolstoeltoegankelijke entree in de Sint-Hubertusstraat verbindt en het gebouw zo beter in de universitaire wijk vervlecht.”


Om plaats te maken voor een ruimere Leeszaal Bijzondere Collecties werd vlakbij het knooppunt tussen kunsthistorische en bibliotheekvleugel ook de muur tussen de oorspronkelijke Kaartenzaal en Reservezaal gesloopt. Aan de nieuwe ingang in de Sint-Hubertusstraat werd de kelder onder het PC-knooppunt dan weer verdiept, met zo’n 300 m2 extra bruikbare ruimte als resultaat. “In wezen hebben we aan de structuur van het gebouw amper geraakt”, besluit Robbrecht. “Het gaat telkens om eerder kleine ingrepen die met respect voor de kenmerkende verhoudingen en belijningen van Van de Velde uitgevoerd konden worden, maar die in het kader van de hedendaagse functionaliteit van het gebouw wel heel waardevol zijn gebleken.”

Tijdlijn

  • 2006: Open Oproep
  • 2007: Gunning
  • 2007 - 2012: Ontwerp en uitvoeringsdossier
  • 2012 - 2014: Bouw ondergronds depot en ruwbouw PC-knooppunt
  • 2015 - 2018: Gevelrenovatie en interieur PC-knooppunt
  • 2018 - 2021: Renovatie leeszalen en Belvedère
  • 2021: Heropening voor publiek
  • 2025: Verwachte oplevering finaal

Ondergronds

Toch bleek bovenstaande maar mogelijk bij gratie van één ingrijpende, zij het finaal onzichtbare, structurele operatie: de bouw van een ondergronds depot onder de besloten binnentuin. “De volledige oppervlakte van de binnentuin, tot op een halve meter van de bestaande wanden, werd hiervoor uitgegraven”, vertelt Geert Willemyns van Baro Architectuur, dat de uitvoering overzag. “In totaal gaat het om een put van 30 bij 30 m en 13 m diep, goed voor een kleine 3.000 m2 extra capaciteit. Dankzij een nieuw systeem van formaatstapeling kan die bovendien uitermate efficiënt benut worden, zodat uiteindelijk de volledige huidige collectie – die oorspronkelijk 8.000 m2 innam – erin opgeslagen kan worden. In combinatie met de nieuwe studieruimte onder het pc-knooppunt heeft dat ervoor gezorgd dat de werking van de bibliotheek tijdens de renovatie gevrijwaard bleef. Enkel tijdens de verhuis van de boeken en documenten bleef de bibliotheek even gesloten.”


Robbrecht geeft toe dat de keuze voor een ondergronds depot evenwel geen evidentie was. “Bibliotheken en archieven staan traditioneel weigerachtig ten opzichte van het idee om ondergrondse opslag te voorzien, onder andere uit angst voor vochtproblemen. Vaak wordt het zelfs expliciet verboden. Echter, in dit geval konden we zwart op wit aantonen dat het de meest efficiënte oplossing was. Enerzijds omdat het goedkoper zou zijn dan alle boeken en geschriften tijdelijk naar een andere locatie over te brengen; anderzijds, en minstens even belangrijk, omdat we in het nieuwe ondergrondse depot de hoogste klimaatklasse in het spectrum van conservatie – klasse A – konden garanderen. Dat stabiele klimaat is voor sommige handschriften en incunabelen in de collectie een absolute vereiste, maar zou in de toren zelf nooit haalbaar geweest zijn.”

De betonnen luifel op het terras van de kunsthistorische bibliotheek werd omwille van waterinsijpeling relatief snel na de bouw van de Boekentoren weer afgebroken. Aan de hand van de oorspronkelijke plannen werd ze tijdens de renovatie met huidige kennis en technieken gereconstrueerd. © E. Sergysels, Universiteit Gent

Kroon op het werk

Het is geen geheim dat de eigenlijke toren al van meet af aan met allerlei klimatologische problemen kampte. “Door de enkelvoudige betonhuid kon het er zowel te koud als te warm zijn voor de bewaring van boeken en geschriften”, aldus Robbrecht. “Daarenboven trad er door de particuliere opbouw een soort schouweffect op, wat tot heel wat stofvorming leidde en dus een bijkomende bedreiging vormde.” Om in de toren toch een relatief stabiel klimaat te creëren en zo de functie als opslagplaats voor boeken te behouden, zij het niet voor de meest kwetsbare werken, werd in samenspraak met studiebureau Daidalos Peutz besloten om volgens het box-in-boxprincipe te werken. Verdieping per verdieping werd zo, op ongeveer 80 cm van de buitenwanden, een nieuwe, geïsoleerde schil gebouwd. “De nieuwe schil past zich in de ritmiek van de bestaande kolommenstructuur in en maakt ook aansluiting met de oorspronkelijke ramen. Er is als het ware een nieuwe toren in de bestaande toren opgetrokken.” Helemaal bovenin de Boekentoren herwint de Belvedère ondertussen haar status als kroon op het werk. “Van de Velde concipieerde deze ruimte als een plek hoog boven de stad waar mensen van gedachten kunnen wisselen, maar vanwege problemen met onder meer toegankelijkheid en oververhitting deed ze zo al geruime tijd geen dienst meer en was ze in verval geraakt. De oorspronkelijke bekledingen waren zwaar aangetast door de zon en bepaalde delen waren afgebroken om plaats te maken voor de machinekamer van de lift.”


Om de ruimte in zijn oorspronkelijke grandeur, met bovenal zijn opmerkelijke verticaliteit, te herstellen, zat er volgens de architecten weinig anders op dan alles te strippen en reconstrueren, van de houten vloer en lambrisering tot de trap aan toe. Een platformlift werd subtiel – met glazen borstwering en zonder profielen – geïntegreerd en voor de verlichting ontwierp Robbrecht en Daem volledig nieuwe armaturen. Zij vervangen de tl-lampen die lange tijd op dwarsbalken tussen de verschillende kolommen gemonteerd waren. “Ook die dwarsbalken hebben we trouwens verwijderd”, voegt Robbrecht nog toe. “Hoewel we niet met absolute zekerheid kunnen zeggen of zij in de originele ontwerpen voorzien waren, lijken ze niet stroken met de verhoudingen en belijningen in de ruimte.” Nieuwe ramen en technieken moeten de ruimte er dan weer van behoeden om in de toekomst opnieuw aan de weerelementen ten onder te gaan. “De uitdaging bestond er daarbij vooral in om duurzaamheid en comfort te verbinden aan de oorspronkelijke verhoudingen en geometrie”, vertelt Liesbet Vandenbussche van Baro Architectuur. “Vooral de fijne profilering van de originele ramen – inmiddels weliswaar vervangen door bredere aluminium exemplaren – was moeilijk te evenaren. Daarvoor hebben we talrijke raamprofielen met elkaar en de oorspronkelijke plannen vergeleken, zowel wat betreft hun afmetingen als bijvoorbeeld thermische kwaliteit.”


“Ook de zonwering vormde een aanzienlijke uitdaging. Het gaat immers om erg grote ramen, op erg grote hoogte. Er was geen enkele producent in België die hiervoor de nodige buitenzonwering kon of wilde voorzien. De keuze viel daarom noodgedwongen op binnenzonwering, maar in plaats van gewoon een screen maken we gebruik van een dynamisch systeem. Dat voorziet in reflectie via een transparant doek enerzijds en mechanische extractie van de warme lucht tussen doek en beglazing anderzijds. De overige technieken, waaronder klimatisatie maar bijvoorbeeld ook noodverlichting en branddetectie, werden zoveel mogelijk in het plafond geïntegreerd, waarbij we gebruikmaken van extra dunne kanalen om de verhoudingen van de ruimte zo min mogelijk te verstoren.”

De materialen in de Belvedère waren zwaar aangetast door de zon. Tijdens de renovatie werd het volledige interieur dan ook gestript en gereconstrueerd. De noodzakelijke technieken, waaronder zonwering en klimatisatie, werden zo subtiel mogelijk geïntegreerd. © Kristien Daem

Beeldbepalende elementen en technische mankementen

De werken in de Belvedère illustreren wellicht best van al de uitdagingen en vraagstukken waarmee het ontwerp- en bouwteam zich bij deze opdracht geconfronteerd zag, met het spanningsveld tussen hedendaagse eisen en oorspronkelijke verhoudingen voorop. “Van de Velde heeft in de Boekentoren bovendien enorm veel geëxperimenteerd,” stipt Willemyns een extra complexiteit aan, “zowel wat materiaalgebruik betreft als qua belijning. In veel gevallen waren de juiste materialen en technieken bijgevolg nog niet voorhanden, met alle technische mankementen van dien. Die moet je in zo’n renovatieproject uiteraard aanpakken, zij het op een respectvolle manier. Het is niet omdat we vandaag wel over de nodige materialen en technieken beschikken, dat het per definitie een eenvoudige opdracht is. Het vergt niet alleen onverbiddelijke afwegingen tussen bewaren of vervangen en afbreken of reconstrueren, maar bovenal een bijzondere aandacht voor en vindingrijkheid in de details.”


Getuige onder meer de werken aan de Kaarten- en Reservezaal, waar na afbraak van de tussenmuur bleek dat het vloerniveau van beide ruimtes enkele centimeters afweek. In plaats van het lager gelegen niveau gewoon op te hogen, werd de volledige vloer uitgebroken en vervolgens met de gerecupereerde tegels opnieuw aangelegd. “Van de Velde had in de vloer een bijzondere belijning aangebracht”, verklaart Robbrecht, “die een soort metrie vormt van de omliggende architectuur. Dat oorspronkelijke lijnenspel wilden we koste wat kost recupereren.” Anderzijds werd ter hoogte van de leeszaal wel de vrijheid genomen om de oriëntatie van de dakramen aan te passen. “Dat is een belangrijke ingreep geweest in het kader van duurzaamheid en comfort, want het zorgt voor een aanzienlijke vermindering van oververhitting in die ruimte, maar op het monument zelf heeft het in wezen weinig tot geen impact. Het tast het niet zichtbaar aan.” Of een element al dan niet beeldbepalend is, geldt voor de architect dan ook als een cruciaal criterium. “Om die reden hebben we er eveneens voor gekozen om de betonnen luifel die oorspronkelijk op het terras van de kunsthistorische bibliotheek stond te reconstrueren. Vanwege problemen met waterinsijpeling was die constructie al redelijk snel na de bouw weer afgebroken, maar met de oorspronkelijke plannen en huidige technieken wisten we ze op een trouwe doch duurzame manier weer op te bouwen.”

Boven de grote leeszaal werd de oriëntatie van de dakramen aangepast. Een ingreep die haast ongemerkt blijft, maar wel een aanzienlijke impact heeft op duurzaamheid en comfort. De oververhitting die voordien al eens voor problemen kon zorgen, is dankzij de nieuwe noordelijke oriëntatie immers sterk gereduceerd. © Kristien Daem

Betonrenovatie

Vielen er volgens de architecten in het interieur van de Boekentoren nog heel wat materialen te recupereren, dan was de gevel helaas andere koek. Robbrecht: “De aantrekkingskracht van beton lag voor Henry van de Velde onder meer in de samenstelling van allerlei steenpartikels, die een zekere luminositeit teweeg kan brengen. Dat was ook zijn uitdrukkelijke ambitie voor de Boekentoren, al draaide het technisch toch vooral uit op een experiment dat door de vroege problemen en de toevoeging van een beschermende epoxymortellaag snel zijn glans verloor. Dat herstellen was een van onze grootste voornemens én uitdagingen.”


Willemyns maakt de uitdaging concreet: “De gevelelementen zijn extreem dun uitgevoerd. Op de laagbouw gaat het om een betonlaag van amper 6 cm dik, met niet meer dan 3 cm dekking van het wapeningsstaal. Om dat te herstellen moesten we over het volledige geveloppervlak eerst 2 cm afspuiten met hogedruk, om vervolgens een fijne rvs wapening te plaatsen en het geheel opnieuw aan te storten. Die eerste stap op zich was echter al problematisch, want het beton was niet constant in dikte, noch in kwaliteit. Spuit je de gevel bovendien onder te hoge druk af, dan zit je snel door de betonlaag heen; spuit je te weinig af, dan heb je onvoldoende ruimte voor het nieuwe beton. Het vergde dan ook een lange zoektocht naar de juiste parameters.”


Ook voor het uiteindelijke herstel werden verschillende testen gedaan. “Initieel hebben we bijvoorbeeld nog gietmortel in overweging genomen, maar dat leverde een erg vlak resultaat op zonder de luminositeit waarvan eerder al sprake. De keuze voor beton hield dan weer in dat we bijzondere aandacht moesten schenken aan de liquiditeit en wijze van aanstorten, zodat er bijvoorbeeld geen grindnesten zouden ontstaan. Ook dat heeft de nodige voeten in de aarde gehad.”

 

“Een ambachtelijk monnikenwerk”, noemt Robbrecht het. “Je ziet het resultaat bovendien pas wanneer de bekisting weggehaald wordt. Is het dan niet goed, dan is er maar één optie: opnieuw afspuiten en herbeginnen. Dat hebben we hier toch verschillende malen moeten doen.”

Het interieur van de Boekentoren was nog in relatief goede staat, en heel wat materialen konden dan ook gerecupereerd worden. © Kristien Daem

Symbool

Vandaag schittert de nieuwe huid van de Boekentoren in ieder geval weer in het zonlicht. In de komende jaren zullen de laatste interieurwerken in de oost- en westvleugels van het gebouw de renovatie voltooien en de architecten verwachten dat het leescafé in de voormalige bibliotheek van het HIKO in 2025, als waar sluitstuk, de deuren kan openen. Al vervult de gerenoveerde Boekentoren volgens Paul Robbrecht nu al een belangrijke symbolische functie. Nee, twee zelfs. “In de eerste plaats geeft de toren herkenbaarheid aan de universiteit. Het is de toren van de wetenschap, baken van een universiteit die anders geen herkenbaar gezicht heeft en enigszins verspreid ligt over de stad. Maar daarnaast geeft het gebouw ook uitdrukking aan iets dat een toekomst biedt voor een ander soort monumenten, met name die van meer recente datum. Het toont dat ook zij op een waardige manier nieuw leven kunnen krijgen, en zo een toppunt van duurzaamheid kunnen worden.”

Foto: Stijn Bollaert

Projectfiche

  • Opdrachtgever: Universiteit Gent
  • Architecten: Robbrecht en Daem architecten, Barbara Van der Wee Architects, Baro Architectuur,  SumProject
  • Studiebureau Bouwfysica: Daidalos Peutz
  • Studiebureau Stabiliteit: Bureau d’Etudes Greisch
  • Studiebureau Technieken: VK Engineering
  • Hoofdaannemers: Furnibo (fase 1), BAM-Renotec (fase 2), Artes Depret – Roegiers – Woudenberg (fase 3)
  • Oppervlakte: 20.000 m2
  • Budget: 34.000.000 euro