Foto: Studio Dann

Interview

Bas Smets: “We hebben nood aan een stedenbouw van de ondergrond”

Ir.-arch. Arnaud Tandt • 17 juni 2022

De visie en ontwerpen van Bas Smets overstijgen wat landschapsarchitectuur in eerste instantie oproept. Met zijn blik van bovenaf – en ook van onderuit – formuleert hij een antwoord op de grote uitdagingen van vandaag, rekenend op de kracht van de natuur.

Toen Bas Smets vijftien jaar geleden zijn eigen bureau oprichtte, bestond het beroep van landschapsarchitect in België nog niet echt – samen met de verzekeraar moest hij zelfs een geschikte polis creëren. Een van zijn eerste essays was “Strategieën voor een land zonder landschap”, waarmee hij pleitte om in België lineaire structuren, zoals autosnelwegen of rivieren te gebruiken om landschap te brengen op schaal van het territorium. Een paar jaar later werden langs de A11 zo 10.000 bomen aangeplant, maar Bas Smets boog zich ook over bekenvalleien en nam zo vroeg de waterproblematiek mee in zijn ontwerpen. Vandaag werkt Bureau Bas Smets, met twintig medewerkers, aan projecten in twaalf landen – het gros in België, Frankrijk en de VS. We ontmoeten Bas Smets in een toren aan Place Madou vanwaar het kantoor uitkijkt over Brussel, een landschap waarvoor het bureau ook al voorstellen geformuleerd heeft.

 

We denken als architecten graag dat we maatschappelijke problemen met architectuur kunnen oplossen, maar voor de huidige uitdagingen gekoppeld aan de klimaatwijziging hebben landschapsarchitecten misschien echt wel de sleutel in handen.

Bas Smets: “Het is interessant om eerst te formuleren waarover het gaat. Het gaat over hoe je leven – menselijk, dierlijk, plantaardig leven én schimmels – op onze planeet organiseert en wie daarin welke plaats toebedeeld krijgt. De eerste nederzettingen zijn gemaakt als open plekken in het bos om onszelf te beschermen tegen allerlei externe gevaren. Daarna hadden we een omwalde stad, die nog altijd omgeven was door eindeloze natuur, waar al dat leven een plaats in kon vinden. Nu we binnenkort met 10 miljard mensen zijn, is er sprake van een soort omkering: een aantal plekken zijn beschermd of willen we beschermen terwijl al de rest voor ons, mensen, is.”

 

“De vraag die we ons stellen is: “hoe geven we die natuur terug een plaats?” Onze rol als landschapsarchitect is niet teruggrijpen naar de situatie die er was – de stad is per definitie een door de mens gemaakt landschap, een artificieel landschap. Een landschap van verschillende microklimaten, want elke binnenruimte is een microklimaat en ook de stad is een microklimaat. Hoe ga je de natuur gebruiken om dit artificieel gemaakt microklimaat aan te passen? Daarin toont zich de kracht van de natuur. Die slaagt erin om niet alleen te overleven op de plek waar je ze introduceert, maar ze beïnvloedt ook de omgeving.”

 

Je spreekt over het stedelijk landschap als een artificieel landschap, maar zoals je zelf in lezingen en teksten aangeeft, is het landschap op zich artificieel – het is een manier om naar de natuur te kijken, een begrip voor het eerst gebruikt om het nieuwe landschapsgenre in de schilderkunst te benoemen.

Bas Smets: “Het is interessant om te weten dat het landschap inderdaad een manier is om naar de dingen te kijken. Door die manier van kijken kan je het ook gaan transformeren en daar zit een essentieel onderscheid tussen de schilderkunst en wat wij doen. Bij het landschap in de schilderkunst leidt die manier van kijken tot een gefixeerd beeld, een schilderij. Terwijl wij onze manier van kijken vertalen in plannen, tekeningen, maquettes, maar die wel bedoeld zijn om de realiteit aan te passen. Wij stellen ons de vraag welk mogelijk landschap we kunnen maken, vertrekkende van die lezing van de bestaande toestand, van een kennis van al hetgeen daar fysiek aanwezig is. Meer en meer gaan we ook kijken naar de ondergronden, de geologie of wat in de lucht zit, de meteorologie. We proberen het landschap te zien als een klimaat, een microklimaat.”

Biospheric Urbanism © Bureau Bas Smets

Stedenbouw als laag tussen geologie en meteorologie

 

Het klimaat is één van de prangende kwesties waar we mee geconfronteerd worden.

Bas Smets: “Absoluut. We zijn in een aantal steden aan het bekijken hoe we regenwater kunnen opvangen en planten kunnen gebruiken om dat regenwater via transpiratie terug in de lucht te krijgen. Op die manier willen we hitte-eilanden tegengaan – dus echt bomen als een klimaatmachine inzetten. We hebben nood aan een stedenbouw van de ondergrond. We moeten die ondergrond gaan reguleren zoals we dat hebben gedaan met de bovengrond en de luchtwegen. Vandaag kan nog elke dienst bij wijze van spreken zijn leidingen leggen zonder dat er een dwingende regelgeving is. Het drama bij ons is dat doordat het zo’n verkaveld systeem is, heel die ondergrond geabstraheerd is geweest.”

 

“We hebben nood aan wat ik biospheric urbanism noem, waarbij je stedenbouw beschouwt als de laag tussen geologie en meteorologie. Dan kan je stedenbouwkundige voorschriften bepalen voor die zones, in functie van de ondergrond. We testen vandaag de ondergrond om te weten welk type fundering nodig is, maar voor de rest is niemand met de geologie bezig, terwijl het zo’n rijke bodem is, die deel uitmaakt van de kritische laag waarin leven mogelijk is. Dat klinkt meteen heel filosofisch, maar dat is het niet. Er is maar een dunne laag net boven en net onder de aardkorst waarin het leven zich afspeelt. We moeten er terug water inbrengen zodat de watertafel niet zakt, want als dat gebeurt, kunnen zelfs eeuwenoude bomen afsterven. We moeten in de eerste plaats heel dat systeem bestuderen en er ontwerpen voor maken. Want als je verhardt, dan speel je eigenlijk met die relatie tussen wat erboven zit en wat eronder gebeurt.”

 

Verhardingen betekenen dus een heel harde scheidingslijn tussen beide lagen?

Bas Smets: “In die 50 cm verharding die we in de steden hebben aangebracht, verstoren we de osmose tussen de gassen boven en de teelaarde onder. Dat is wat we de voorbije vijftig jaar hebben gedaan in al onze dorpen en steden door alles te verharden voor parkings of pleinen. Dat moet terug onthard worden omdat we door de klimaatregulatie niet meer of minder regenwater zullen hebben op jaarbasis, maar wel veel meer regenval op korte tijd. We moeten dat regenwater ter plaatse opvangen, zodat we geen overstromingen hebben en de watertafel weer opladen. Je kan er daarna planten inzetten en daarmee het klimaat aanpassen dankzij de evapotranspiratie (verzamelterm voor de waterafgifte door de bodem en de vegetatie aan de atmosfeer, nvdr.).”

 

Als bijvoorbeeld kerkpleinen niet meer zomaar verhard mogen worden, hoe gaan jullie dan om met het ontwerpen van publieke ruimtes?

Bas Smets: “We proberen een soort bredere kijk aan te bieden op het gevraagde programma. Als dat een marktplein is, hoeveel keer wordt dat dan gebruikt per week, per jaar? Wat gebeurt er als er geen markt is? Laat dat toe om te ontharden en bomen te planten? Hoe kan je de marktkramen opstellen? We hanteren geen form follows function. We vertrekken nooit van het programma om dat vorm te geven, maar we kijken eerst wat de site aankan en gaan op zoek naar een maatschappelijke figuur of infrastructuur die ook dat programma – of misschien zelfs een ander programma – mogelijk maakt.”

Arles - Luma Parc des Ateliers © Bureau Bas Smets

Performant landschap

 

Hoe kunnen we onze beperkte open ruimte een robuustheid geven zodat ze niet meer continu bedreigd wordt?

Bas Smets: “Je moet ze essentieel maken. Dat vertaalt zich telkens in heel specifieke antwoorden natuurlijk. In Tour en Taxis hadden we 80 cm ballast of grove keien van de voormalige spoorwegen waarmee ik niet wist wat aan te vangen. Het laten weghalen kostte handenvol geld. We ontdekten toevallig dat er veel interstitiële ruimte in de ballast was – door de ballast in een emmer te bekijken. Toen we dit testten met water, bleek dat we met de aanwezige ballast één miljoen liter water konden opvangen. We hebben geïnvesteerd in de herprofilering van het terrein en de ballast met een laag teelaarde bedekt waardoor we nu twee bassins hebben die samen één miljoen liter water kunnen opvangen.”

 

“Het park heeft die opslagcapaciteit niet nodig, maar de nieuwe ontwikkeling ernaast wel. Die ontwikkeling is er nu aan gekoppeld, zodat ze geen ondergrondse citernes moesten plaatsen waardoor de ontwikkelaar natuurlijk geld uitspaarde. Die ondergrondse bassins kunnen nooit weggehaald worden, want ze maken deel uit van de stedenbouwkundige vergunning en het functioneren van de site. De houtkanten die op de 18de-eeuwse Ferrariskaart te zien zijn, hebben eenzelfde betekenis. Die bomenrijen langs de wegen of de haagkanten die de velden omzomen, worden vaak beschouwd als het idyllische landschap van Vlaanderen, maar die houtkanten stonden er alleen om te kappen om een heel dichtbevolkt deel van Vlaanderen te verwarmen in de winter. Dat is een functioneel landschap dat als bijproduct een mooi beeld gaf. Ze hebben dat echter nooit gepland omdat dit esthetisch gewenst was. Ik denk dat landschappen vandaag een gelijkaardige  rol moeten hebben. Ik noem dat een performant landschap, augmented landscape, dat helpt om water op te vangen of lucht te zuiveren, of een microklimaat te creëren zoals in Arles.”

 

Het hoopvolle van Arles is dat je door een systeem in het begin te boosten, een klimaat kan installeren dat zichzelf op termijn gaat reguleren.

Bas Smets: “Ja, ik ga er nog vaak naartoe. Ik volg dat heel nauw op en bezoek het maandelijks. Nu hebben we de eerste lente van de aanplantingen en het is heel hoopvol om te zien dat als je zo’n klimaat maakt, het leven heel snel terugkomt, allerlei dieren die we daar nooit hebben uitgezet. Er landen veel vogels, de grond zit vol met regenwormen, … Ik noem dat de acceleratie van natuurlijke processen. Het is niet echt versnellen, maar het is wel de successie bevorderen. Ik denk dat het een hoopvol experiment is omdat het toont wat mogelijk is voor die vele gebieden die we steriel hebben gemaakt, zoals dat oud, spoorwegemplacement in Arles dat uitgesneden is uit de rotsen. Die 80.000 planten die we er hebben geïntroduceerd, hebben het klimaat veranderd. Je kan daar nu in de zomer in het gras gaan liggen, terwijl je er vroeger geen half uur kon blijven zitten op die stenen vlakte.”

 

Wat kunnen we binnen onze steden doen?

Bas Smets: “Studies hebben uitgewezen dat een straat met bomen de luchtkwaliteit enorm verandert, maar dat is zeer lokaal. Het is wel bemoedigend dat elke interventie kan helpen. In Parijs maken ze nu kaarten met koelteplekken. De prognose is dat er vanaf 2050 meer dan 20 dagen per jaar zullen zijn dat de temperatuur hoger is dan 30°C. Dat is enorm, als we dat vergelijken met de hittegolf van 2003 toen er heel veel mensen stierven door de extreme hitte (tijdens die extreme hittegolf waren er in Parijs 13 dagen met meer dan 30°C, nvdr). Het idee is dat iedereen naar buiten kan om op zo’n koelteplek de hitte te doorstaan. Die koelteplekken ontstaan door bomen, waterelementen en door evaporatie en transpiratie. Studies wijzen uit dat onder een volwassen eik het vier graden kouder is, van 28 graden naar 24 of 36 naar 32 graden is een heel groot verschil.”

Arles - Luma Parc des Ateliers © Iwan Baan

Brussels, Thurn & Taxis © Michiel De Cleene

Je sprak op je lezing ook over hoe jullie bezig zijn met transformaties, niet met iets dat af is, maar met een proces, waardoor jullie werken naar iets in de toekomst.

Bas Smets: “Ik werk en spreek vaak met architecten en het is fundamenteel verschillend wat wij doen. We maken niet iets dat af kan zijn, we schrijven ons in een natuurlijk proces in dat we dan proberen bij te sturen, te doen versnellen of te doen vertragen. We zijn altijd procesmatig aan het denken, waarbij het beeld bijna een bijproduct is van dat proces. Dat beeld is ook anders wanneer de bladeren vallen dan in de lente. Ik probeer dat ook meer en meer zo te zien, niet als een plaatje, maar als een proces dat je op gang brengt en dat ons ook overleeft. Dat is niet altijd gemakkelijk: als je aan wedstrijden wilt deelnemen, moet je ook dat beeld laten zien, maar dat beeld is maar een momentopname van iets dat veel belangrijker is.”

 

Tegelijkertijd denk ik dat je ook in architectuur meer en meer aandacht krijgt voor processen, bijvoorbeeld in hoe architectuur tot stand kan komen en zeker in het circulaire verhaal dat ook voor een filosofische omslag kan zorgen.

Bas Smets: “Ja, dat verhaal brengt opnieuw het verleden en de toekomst in een gebouw. Zodat het niet iets is dat ontworpen is en er ineens staat, maar waarbij afgevraagd wordt waar die materialen vandaan komen en naartoe gaan. Het gebouw wordt een momentopname in een groter circulair denken. Maar het landschapsontwerp heeft daar veel meer ervaring mee, omdat we werken met levende materie die ook afsterft en we zijn verplicht om met dat circulair denken vanaf de eerste concepttekening rekening te houden.”