Interview

“Een vrouwvriendelijke stad is beter voor íédereen”

Wouter Temmerman en Wout Ectors • 10 januari 2023

“Een publieke ruimte moet de verschillende genders faciliteren en ervoor zorgen dat geen enkel gender beperkt wordt door de vrijheid die toegedicht wordt aan een ander.” Het was dan ook geen toeval dat Els De Vos, een autoriteit als het gaat over vrouwen in architectuur, onze fotograaf meenam naar het Antwerpse Frans Halsplein. “Dat is een perfect voorbeeld van een pleintje dat via de indeling in zones diversiteit uitdraagt.”

Foto: Bram Tack

Over Els De Vos

Els De Vos is dr. ingenieur-architect en ruimtelijk planner. Ze is hoofd van de opleiding interieurarchitectuur aan de Universiteit Antwerpen en doceert binnen het theoretische luik van de opleidingen architectuur en interieurarchitectuur.

Je schreef een thesis over gender in architectuur. Waar komt je interesse voor het thema vandaan?

Ikzelf heb voor burgerlijk ingenieur-architect gestudeerd aan de UGent. In het eerste jaar waren quasi al mijn vriendinnen gebuisd, veel meisjes vielen af. Pas in mijn derde jaar kwamen een aantal opkomende vrouwelijke architecten onder de aandacht. Alle proffen waren mannen, in die vakgroep was dat zelfs het geval tot vorig jaar. Ook qua atelierbegeleiding: alleen maar mannen op één assistente na.

 

Op een bepaald moment kwam de stroming van de genderstudies op in de architectuurtheorie, vooral in de Verenigde Staten. Dan heb ik er zelf een studie over gedaan, deels uit activisme en deels omdat er duidelijk academische interesse was voor het onderwerp.

 

Wat waren de vaststellingen van je scriptie?

Ik merkte meteen dat het gendergegeven speelt op twee fronten. Ten eerste is er de architectuur als instituut, waar de dominantie van mannen tot uiting komt in verschillende domeinen. Ten tweede heb je de gebouwde omgeving. Als je daarnaar kijkt, zie je dat er vooral aandacht uitgaat naar de ruimte die mannen gebruiken en dat vrouwen over het hoofd worden gezien in de stedenbouwkundige ontwerpen.

 

Enerzijds heerst er een soort verwachte rollenverdeling: de vrouw richt het huis in, de man trekt naar buiten en is verantwoordelijk voor de publieke infrastructuur. Je ziet dat vrouwen in die context proberen op te komen voor hun rechten: “Wij willen toegang”. Anderzijds willen vrouwen erkenning voor hun verschillende aanpak: “Wij ontwerpen anders en willen dat dat erkend wordt als gelijkwaardig!”

 

Het debat telt dus twee stemmen: enerzijds heb je het gelijkheidsdenken, anderzijds het verschildenken. Je kan bijvoorbeeld pleiten voor gemengde onderwijsinstellingen, die lange tijd niet bestonden. Maar misschien moet er ook zoiets bestaan als een architecture féminine, zoals de écriture féminine. Binnen hetzelfde thema heb ik erna nog een thesis geschreven binnen de master stedenbouw, rond gender en planning.

 

 

"Een vrouwvriendelijke stad, waar op vlak van stedenbouw rekening gehouden wordt met de noden van de bewoners, is beter voor íédereen."

 

Bestaat er zoiets als een typisch vrouwelijke signatuur?

Vrouwen zouden volgens sommige literatuur empatischer zijn en veel meer aan gebruikers en de kleine dagdagelijkse dingen denken. Ik hoor ook dikwijls dat vrouwen beter zijn in detaillering, terwijl mannen meer geschikt zouden zijn voor het uitzetten van de grote lijnen. Maar dat is allemaal nog niet bewezen, het budget is er ook niet om dat te gaan uitvissen. Wat wel geweten is, is dat een vrouwvriendelijke stad, waar op vlak van stedenbouw rekening gehouden wordt met de noden van de bewoners, beter is voor íédereen.

 

Het is een moeilijke kwestie, want er bestaat ook zoiets als conformisme. Wanneer slechts een aantal vrouwen doorbreken in de architectuur, moeten ze zich immers staande zien te houden in een mannenwereld. Het werk van Zaha Hadid, de eerste vrouwelijke winnaar van de Pritzker Architecture Prize, wordt bijvoorbeeld regelmatig als agressief ervaren, totaal niet als typisch vrouwelijk. Ze heeft het gemaakt door kracht te tonen en er echt te staan.

 

Een studie naar de jurybewoordingen bij die Pritzker-prijs maakte bovendien duidelijk dat er voornamelijk mannelijke termen gebruikt worden. De jury blijkt vooral lof te hebben voor een krachtige signatuur, een duidelijke, gewaagde taal en uitgesproken ambities, eerder dan voor een gebruikersgerichte, sensitieve aanpak. Een gelijkaardig verhaal zien we overigens bij de planning in Canada: vrouwen ontwerpen vooral gebouwen als buurtcentra en ziekenhuizen, en krijgen daarom vaak het label sociaal werk en niet stedenbouw opgespeld.

 

Kan of moet de publieke ruimte genderneutraal zijn?

Een publieke ruimte moet de verschillende genders faciliteren en ervoor zorgen dat geen enkele gender beperkt wordt door de vrijheid die toegedicht wordt aan een ander. Een centraal voetbalveld op een plein waar de jongens zullen voetballen en de rest gewoon de rand krijgt, kan niet de bedoeling zijn. In die zin is het geen slecht idee om pleinen te diversifiëren door verschillende zones aan te brengen en iedereen zo een plek te geven. Het Frans Halsplein in Antwerpen, dat je op de foto’s bij dit artikels ziet, is een uitstekend voorbeeld van een dergelijke diversificatie. Er is een speelzone, een zone met zitbanken, een hondenwei, een trapveld en nog een verhard plein met groen waarop een café uitgeeft.

Foto: Bram Tack

Hoe belangrijk is het boek The Feminist City van Leslie Kern binnen de huidige context?

Het boek wijst op een tweede evolutie, namelijk het verder kijken dan de stereotiepe blanke vrouw uit de middenklasse bij wie het feminisme is ontstaan. Er moet ook aandacht zijn voor vrouwen met een migratieachtergrond, voor de zwangere vrouw … Dat is heel relevant in de grootsteden, waar de meerderheid uit minderheden bestaat.

 

Het is bijzonder interessant om dat intersectionele aspect te bekijken, namelijk het samenspel tussen factoren als gender, etniciteit en religie. Dan merk je dat er binnen bepaalde culturen precies een stap terug wordt gezet, wat allerlei politieke gevoeligheden met zich meebrengt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de vrouwenuurtjes in zwembaden of fitnesscentra of aan een gescheiden gebruik van de publieke ruimte.

 

Het is met andere woorden een debat dat veel ruimer gaat dan gender?

Het debat is inderdaad veel breder geworden. We moeten er wel over waken dat de slinger niet doorslaat naar de andere kant. Denk bijvoorbeeld aan die deels gemeenschappelijke toiletten die non-binaire mensen keuzevrijheid biedt, maar op die manier vrouwen met bepaalde religieuze overtuigingen uitsluit. De bestaande systemen hebben ergens hun degelijkheid bewezen, ook voor veel minderheden bij.

 

Een jaar of tien geleden mocht je bijna niet meer over gender spreken, enkel over diversiteit. Dat het thema nu terug is, vind ik toch een verademing. De diversiteit vormt een belangrijke bijkomende laag, maar mag de aandacht niet afleiden van de essentie: vrouwen maken de meerderheid uit, en toch wordt die meerderheid als een minderheid behandeld in de aanleg van publieke ruimte.

 

Kijk naar het publiek sanitair en de bijhorende lange wachttijden voor vrouwen. Niet het aantal toiletten dient een graadmeter te zijn, maar de effectieve wachttijden. In de Amerikaanse senaat moesten de vrouwelijke senatoren tot 1992 beneden bij de toeristen aanschuiven om hun behoefte te doen. Er waren enkel toiletten voor mannelijke senatoren voorzien.

 

De aandacht is dus gestegen, maar genieten vrouwen intussen ook meer impact of status in de architectuur?

Het is zeker zo dat een aantal belangrijke posities nu ingenomen worden door vrouwen, zo heeft het Vlaams Architectuurinstituut bijvoorbeeld een vrouwelijke directeur en worden diverse architectuurverenigingen geleid door vrouwen. Ook in de academische wereld zijn heel wat vrouwen actief en binnen de professie zie je dat er steeds meer vrouwen doorbreken en naam verwerven. Maar even belangrijk is het feit dat de medewerkers vlugger vermeld worden, want vaak bevinden de vrouwen zich daar.

 

Fundamenteel blijven een aantal zaken wel moeilijk. In de jaren 70 was het studentenaantal bijvoorbeeld fifty-fifty in de studierichting burgerlijk ingenieur-architect, maar dat vertaalde zich niet door naar de praktijk. Volgens mij speelt het zelfstandigenstatuut daarin een aanzienlijke rol: geen goede regeling voor de kinderen, een fysiek behoorlijk zwaar beroep, veel deadlines, de enorme verantwoordelijkheid van de tienjarige hoofdelijke aansprakelijkheid, het inkomen in vergelijking met de geklopte uren …

 

In Scandinavische landen bestaat er ouderschapsverlof van 11 tot 15 maanden met mechanismen die ervoor zorgen dat mannen het óók moeten opnemen. Op die manier keren vrouwen naderhand terug in posities op hetzelfde niveau, terwijl moederschapsrust elders meer dan eens resulteert in een lagere positie. Aangezien dat gegeven ook voor ongelijkheid zorgt qua reacties op sollicitatiebrieven, valt op dat vlak misschien wel de grootste vooruitgang te boeken.

 

Je merkt vaak dat rolmodellen dingen in beweging kunnen brengen. Is er nood aan meer succesvolle vrouwelijke architecten?

Dat zou zeker helpen: als je ziet dat iemand het gemaakt heeft, kan dat je stimuleren om eveneens voor die richting te kiezen. In België hebben we met Marie-José Van Hee, Caroline Voet en Caroline Lateur absoluut enkele inspirerende vrouwelijke architecten. Ook academisch kan je een flink aantal namen noemen, ik denk bijvoorbeeld aan Hilde Heynen, Marleen Goethals, Fredie Floré, Luce Beeckmans en Lara Schrijver.

 

 

"Empowering en het laten toe-eigenen van een ruimte is belangrijk."

 

Wat kan naast succesvolle voorbeelden nog helpen om scherper om te gaan met gendercomplexiteit?

Het is inderdaad een zeer complex, veelzijdig gegeven. Je mag nooit vergeten dat vrouwen zich geconformeerd kunnen hebben en zelf voor de stereotypes kiezen, terwijl er ook mannen zijn die gendersensitief kunnen denken. Die gendersensitiviteit gaat overigens verder dan het architecturale. In Brussel wordt via het project Girls make the City geëxperimenteerd met een skatepark, meer meisjes aantrekken is het doel: omdat empowering en het toe-eigenen van een ruimte minstens zo belangrijk is als de omgeving op zich. Daarom worden er feestjes georganiseerd en is er een beginnerspiste met zachtere kleuren bijgekomen om de drempels te verlagen voor meisjes.

Het kan handig zijn om hier, net als in Wenen, een gendertoets te ontwikkelen, namelijk richtlijnen rond vrouwvriendelijkheid waaraan beleidsmensen nieuwe projecten kunnen toetsen. Het is daarnaast belangrijk om steeds rekening te houden met zaken als veiligheid, kinderen, publiek sanitair en vervoersmogelijkheden voor korte verplaatsingen. Tijdens een ontwerpfase automatisch aan vrouwen denken, zat er vaak niet in, ook omdat vrouwen geleerd zijn om te zwijgen en gehoorzamen. Als vrouwen ook zouden wildplassen, zou er vlugger sanitair voor hen bijkomen.

 

Ben je bang dat het terug stil gaat worden rond het thema, of zijn we finaal op de goede weg?

Ik denk zeker dat we voor een hele tijd goed zitten. We hebben ook gezien dat de geestelijke gezondheidszorg met mondjesmaat uit de taboesfeer is geraakt, en ik denk dat de aandacht voor vrouwen op een gelijkaardige manier kan evolueren. Hoe snel of hoe traag dat zal gaan, is echter moeilijk te voorspellen. Percepties veranderen vaak ook sneller dan de structuren. Er zijn heel wat bewegingen aan de gang op dit moment, het genderverhaal is daar een van. En ondanks het soms krampachtig vasthouden aan de huidige situatie, geloof ik dat deze beweging het zal halen.