Interview

'Een gebouw mag je zelfstandigheid niet inperken'

Ir.-arch. Elise Noyez • 20 april 2023

Terwijl onze maatschappij in sneltempo diversifieert, groeit in heel wat kringen de roep naar inclusiviteit. Ook de architectuur ontsnapt er niet aan. Maar wat mogen we precies onder inclusieve architectuur verstaan en hoe brengen we het in de praktijk? “Het is heel gemakkelijk om te vervallen in een discours over rolstoeltoegankelijkheid,” geven Wendy Hoeven en Annemie Poortmans van Inclure architecten toe, “maar echte inclusiviteit gaat verder dan dat.”

Annemie Poortmans (links) en Wendy Hoeven (rechts), Inclure architecten - © Studio Dann

Het in Bierbeek gevestigde Inclure architecten ontwerpt één- en meergezinswoningen met een uitdrukkelijk inclusieve insteek en werd opgericht door architecte Wendy Hoeven in 2016. Zowel een algemene affiniteit met thema’s zoals toegankelijkheid, inclusiviteit en universal design als pertinent persoonlijke ervaringen met fysieke beperking stonden aan de wieg van het architectenbureau, waar ir. architecte Annemie Poortmans in 2020 als medezaakvoerder aansloot.

In theorie

Wat is inclusieve architectuur, en hoe verschilt inclusiviteit precies van toegankelijkheid?

Wendy Hoeven: “Inclusieve architectuur gaat uit van een inclusieve samenleving, met name een samenleving waarin iedereen welkom is op eender welke manier. Als je dat naar architectuur vertaalt, dan gaat het erom dat iedereen zijn noden zo veel mogelijk kan voldoen in een gebouw. Dat gaat zowel om mensen met een fysieke of een mentale beperking als om anderstaligen, mensen met een migratie-achtergrond, moeders met een baby, kinderen, ouderen, enzovoort. Het gaat met andere woorden niet over toegang mogelijk maken voor een specifieke doelgroep, maar over zoveel mogelijk mensen zoveel mogelijk zelfstandig en comfortabel gebruik te kunnen laten maken van een gebouw, met respect voor het (diverse) individu.”

 

“Toegankelijkheid is in dat opzicht natuurlijk een belangrijk aspect van inclusiviteit, en een van de redenen waarom vooral dat aspect zo vaak op de voorgrond treedt, is dat de fysieke toegankelijkheid van een gebouw het meest prangende en schijnbaar meest discriminerende is. Als een gebouw enkel via een trap toegankelijk is, dan zal een blinde of anderstalige persoon er nog wel enigszins gebruik van kunnen maken - weliswaar met de nodige moeite en begeleiding - maar voor iemand in een rolstoel stopt het volledig.”

 

“Een inclusieve aanpak zorgt ook voor duurzamere gebouwen, in die zin dat ze langer meegaan”

 

Wat zijn de belangrijkste voordelen van inclusieve architectuur? Wat valt ermee te winnen?

Annemie Poortmans: “Het belangrijkste argument voor inclusieve architectuur is simpelweg dat niemand zich verhinderd voelt om van je gebouw gebruik te maken, dat je een gebouw creëert waar een zo groot mogelijke groep gebruikers zich welkom voelt.”

 

Hoeven: “Daarnaast zorgt een inclusieve aanpak ook voor duurzamere gebouwen, in die zin dat ze langer meegaan. Stel bijvoorbeeld dat ook in woningbouw en projectwoningbouw regels opgelegd zouden worden voor een drempelloos, toegankelijk ontwerp … dan zouden mensen die ouder worden geen dure aanpassingen aan hun woning moeten doen of moeten verhuizen, en zouden ondertussen ook de kleine kinderen veiliger spelen.”

 

Poortmans: “Soms volstaan heel kleine ingrepen om de inclusiviteit en dus de duurzaamheid van een woning of gebouw te verhogen, zoals inderdaad een drempelloos ontwerp of bredere deuropeningen. De meerkost van dergelijke zaken is verwaarloosbaar, maar op termijn zorgen ze er wel voor dat er geen duurdere verbouwingen nodig zijn. In dat opzicht heeft inclusief ontwerp ook financiële voordelen.”

In de praktijk

Hoe realiseer je een inclusief gebouw? Welke basisprincipes kan je meegeven?

Hoeven: “Flexibiliteit is in het kader van inclusief bouwen een belangrijk aandachtspunt. Want uiteraard is het niet realistisch om één gebouw te maken dat perfect toegankelijk is voor iedereen, maar er moet wel voldoende marge zijn om er zoveel mogelijk mensen mee te bedienen en om het gebouw te laten meegroeien wanneer de noden van het publiek veranderen. Als een bepaalde te voorziene aanpassing dan constructief niet mogelijk is, dat faalt je gebouw enigszins.”

 

“In particuliere projecten nemen we dat bijvoorbeeld altijd mee. Zelfs wanneer een jong koppel zonder specifieke noden bij ons komt aankloppen, denken we na over hoe hun leven er binnen twintig of veertig jaar zal uitzien. Wat als ze ouder en minder vlot te been zijn? Wat als een van hen een ongeval heeft en niet meer zomaar in en uit bed geraakt? Wat hebben ze dan in hun woning nodig? Daarom hoeven we dat nog niet expliciet te voorzien, maar we kunnen wel de mogelijkheid creëren. Zo voorzien we bijvoorbeeld regelmatig ruimte voor een lift, maar wordt die initieel als washok of vestiaire gebruikt.”

 

Kan je ook zaken benoemen die verder gaan dan louter de fysieke toegankelijkheid?

Poortmans: “De principes van universal design zijn sowieso een goede start. Ook de algemene leesbaarheid van een gebouw is belangrijk. Dat is iets dat vaak heel impliciet aanwezig is, maar het wel mogelijk maakt om een gebouw op een eenvoudige en ergonomische manier te gebruiken. Al gaat het er niet alleen om dat mensen zich op een juiste manier door het gebouw kunnen begeven; een goede leesbaarheid laat ook ruimte voor fouten. Dat betekent dat zelfs iemand die per ongeluk verkeerd loopt of ergens een foute deur binnenwandelt, eenvoudig en zelfstandig zijn weg terugvindt.”

 

Hoeven: “Het loont ook om die leesbaarheid, of architectuur in het algemeen, op een multisensorische manier te benaderen. Je kan bijvoorbeeld niet alleen met kleuren, maar net zo goed met materialen, texturen, geuren of zelfs geluiden een bepaalde differentiatie aanbrengen. Stel dat elke verdieping van een bepaald gebouw andere planten heeft staan … Iemand die blind is kan dan op basis van de specifieke geur afleiden op welke etage hij zich bevindt, en ook iemand die het bordje wel kan lezen begrijpt misschien sneller waar in het gebouw hij precies is. Die laatste heeft het misschien niet strikt nodig, maar ook zijn gebruik van het gebouw wordt onrechtstreeks vereenvoudigd.”

 

“Een van de grote uitdagingen van inclusieve architectuur is om tussen verschillende belangen een evenwicht te vinden”

 

Loop je op die manier niet soms het gevaar om weer een andere groep uit te sluiten?

Hoeven: “Het klopt dat er soms tegenstrijdige belangen zijn. Als je gebruikmaakt van pakweg een continu auditief signaal om blinde personen doorheen het gebouw te loodsen, dan zullen mensen die snel overprikkeld geraken zich uiteraard minder op hun gemak voelen. Daar moet je voldoende rekening mee houden. Anderzijds mag je er ook wel van uit gaan dat mensen tot op zekere hoogte hun eigen hulpmiddelen hebben. Blinde personen gebruiken bijvoorbeeld een app op hun telefoon om extra informatie op te vragen; mensen die slechthorend zijn kunnen gebruikmaken van een ringleiding. Dergelijke zaken kan je ook als architect inzetten.”

 

“Alleszins is het een kunst en een van de grote uitdagingen van inclusieve architectuur om tussen verschillende belangen een evenwicht te vinden. Hoe moeilijk dat precies is, zie je bijvoorbeeld bij Museum M in Leuven. De inkom van dat museum is met een heel nobel doel ontworpen, met name om de toegang voor mensen met een fysieke beperking hetzelfde statuut te geven als de reguliere toegang, maar in de praktijk levert de verwevenheid van trappen en hellende vlakken voor onder meer slechtzienden een verwarrende en levensgevaarlijke situatie op.”

BMCC, Brugge. 'Het nieuwe beursgebouw in Brugge vind ik op vlak van inclusiviteit erg geslaagd. De fysieke toegankelijkheid is erg goed, en het is heel leesbaar en logisch opgebouwd.' Eduardo Souto de Moura en META architectuurbureau. © Eduardo Souto de Moura en META architectuurbureau (tijdens NAV-projectbezoek)

Zijn er in Vlaanderen ook goede voorbeelden?

Hoeven: “Het nieuwe beursgebouw in Brugge vind ik op vlak van inclusiviteit erg geslaagd. Sowieso is de fysieke toegankelijkheid van het gebouw erg goed, maar het is daarenboven ook heel leesbaar en logisch opgebouwd. Er is een heel duidelijke circulatiekern, de verschillende functies zijn daar op een overzichtelijke manier aan gekoppeld, en ook via het materiaalgebruik in de verschillende zalen wordt tussen de ruimtes en hun respectievelijke functies gedifferentieerd. Daarnaast is er overal signalisatie, is er bij liften extra een spraakbediening voorzien en kunnen mensen met een hoorapparaat in elke zaal op een ringleiding inpluggen om extra informatie te bekomen. In dat opzicht gaat het dus niet alleen over de architectuur an sich, maar evenzeer over de manier waarop de organisatie communiceert.”

Struikelblokken

Wat beschouwen jullie vandaag als de belangrijkste drempel richting inclusieve architectuur?

Poortmans: “Ik denk dat we er als maatschappij nog onvoldoende van doordrongen zijn hoe belangrijk die inclusiviteit wel niet is. Zowel bij opdrachtgevers en gebruikers als bij architecten horen we nog regelmatig de vraag of het wel nodig is. In de particuliere woningbouw wordt hier en daar wel al aandacht besteed aan levenslang wonen, maar het grote bewustzijn ontbreekt.”

 

“Als maatschappij zijn we er nog onvoldoende van doordrongen hoe belangrijk inclusiviteit is”

 

Hoeven: “Dat merk je bijvoorbeeld al in de manier waarop met de regelgeving rond toegankelijkheid wordt omgegaan. Veel architecten kennen misschien de regels wel, maar begrijpen niet de achterliggende logica en gaan er daarom maar halfslachtig mee om. Want als je niet weet waarom er aan de klinkzijde van een deur een opstelruimte van 50 cm voorzien moet worden en je denkt dat een drempelloos ontwerp en een bredere deuropening wel volstaan, dan heb je een mooie inspanning geleverd, maar blijft de deur voor bepaalde mensen onbruikbaar. En dat gaat dan alleen nog maar over fysieke toegankelijkheid. Ik ken maar weinig architecten die vertrouwd zijn met wat de noden van een blinde of anderstalig persoon precies zijn. Heb je er bijvoorbeeld al eens bij stilgestaan dat iemand die blind of slechtziend is nooit ergens voor de eerste keer alleen kan komen, gewoon omdat onze ruimte er niet op afgestemd is, er welke impact dat op iemand heeft?”

 

Wat is er nodig om die kentering op gang te brengen?

Poortmans: “Opleiding is een centrale pijler. Zowel bij Wendy als bij mij werd de aandacht voor toegankelijk en inclusief ontwerpen tijdens de opleiding aangewakkerd, maar in beide gevallen was dat te danken aan één bepaalde professor met een specifieke affiniteit met het onderwerp. Een geïntegreerd onderdeel van de architectuuropleiding is het niet en het is vandaag dan ook enorm school- en zelfs persoonsafhankelijk hoe sterk architectuurstudenten het meekrijgen. In dat opzicht zou inclusief ontwerpen een verplicht vak moeten worden, waarbij studenten in contact komen met ervaringsdeskundigen en inclusiviteit vanuit zowel een theoretisch en ontwerpmatig standpunt als vanuit een bouwtechnische achtergrond benaderd wordt.”

 

Hoeven: “Onze wetgeving hinkt ook achterop, vrees ik. Enerzijds omdat er absurde compromissen worden gesteld waarbij bijvoorbeeld een drempel van 2 cm als drempelloos beschouwd mag worden, anderzijds omdat er nog te vrijblijvend mee omgesprongen wordt. Op particuliere schaal zijn er amper regels en zelfs wanneer dat wel het geval is, zoals bij publieke en semi-publieke gebouwen, is er haast geen handhaving. Willen we dat de noodzaak echt voelbaar wordt, dan denk ik dat we, net zoals bij het hele EPB-verhaal, echt naar die handhaving moeten kijken. En misschien, op termijn, wordt inclusiviteit dan net zoals duurzaamheid een evidentie.”

Nuttige links