Vrije Tribune

"Het gebrek aan schaal op onze bouwmarkt compenseren we met een overdaad aan regels"

Ir.-arch. Sebastiaan Leenknegt • 12 oktober 2023

Voor massa-oplossingen halen we vaak onze neus op. Meteen doemt het beeld op van verkavelingen en ‘appartementisering’. Maar architect Sebastiaan Leenknegt ziet in schaalvergroting juist een troef. Zo kunnen we eindelijk de bouwachterstand wegwerken. Tegelijk verhogen we de rendabiliteit in een complexe, overgereguleerde markt.

We zijn recent opnieuw begonnen aan een rondje zwartepieten over de erelonen (of is het salaris?) van stagiair-architecten; en bij extensie over de rendabiliteit over architectuur in het algemeen.

 

Zwartepieten, want de argumenten vallen in twee categorieën. Eén: we zijn het slachtoffer; de bouwheren willen ons niet genoeg betalen, want ze appreciëren ons werk niet. Of twee: we slaan een mea culpa, we krijgen het niet genoeg verkocht, we weten niet te onderhandelen, we zijn slechte managers. Maar ik heb moeite met beide argumenten. Ik ken voldoende bouwheren die de waarde van een architect weten te schatten én evenredig willen betalen. Ik ken eveneens genoeg architecten die een afdoende kennis van bedrijfsmanagement hebben.

 

Volgens mij ligt het elders. Volgens mij is het onze bouwcultuur die ons op een aantal punten parten speelt. En dit spelen we zelf in de hand ...

 

Bigger is better

Een paar jaar geleden heb ik met veel interesse de studie ‘Nacalculatie van de Architectuuropdracht’ door Johan Rugeers gelezen, en regelmatig open ik het zelfs nog eens opnieuw. Eén ding valt me telkens op: voor architecten stijgt de rendabiliteit bij een grotere schaal. Altijd, en voor elk type werk.

 

Dan is het natuurlijk pijnlijk te beseffen dat onze bouwmarkt vaak dat ontbreekt: schaal. We zijn een bouwmarkt van kleine, particuliere initiatieven; van ééngezinswoningen en kleine ontwikkelaars, van éénmanszaken en bvba'tjes. Repetitie is al helemaal zoek én zelfs negatief bejegend (verkavelingen!). Het zoeken naar systemische ontwerpoplossingen (zoals prefab) blijft in België een trage discussie. Als we dan al een evolutie naar grotere dingen zien, gaan we ze liever ook niet te veel toepassen (appartementisering!).

 

"We ridiculiseren massa-oplossingen, en vervangen ze door kleinere woonblokken met meer programma en minder units"

 

En die evolutie spelen we zelf in de hand. Want hoe beoordelen we goede architectuur? Op hun specificiteit. Op uniekheid. Op hoe ze op de lokale context inspelen. En nooit: op schaalbaarheid. Op repeteerbaarheid. Op modulariteit. Elke opdracht met een ietwat grotere schaal steken we in een wedstrijd met een vraag voor vijf persoonlijke ontwerpen. Elk programma met ietwat kwantiteit compenseren we met (hyper)complexiteit: gemengde programma's, stedelijke inzet, enzovoort. We ridiculiseren de massa-oplossingen van de modernisten, en vervangen ze door kleinere woonblokken met meer programma en minder units. Naarmate onze problemen groter worden, verzinnen we telkens kleinere (maar meer specifieke) oplossingen.

 

Een cultuur van wantrouwen

Het gebrek aan schaal op onze bouwmarkt compenseren we met een overdaad aan regels. En controleurs. Voor elke baksteen een regel; voor elke voeg een controleur. En in dat verhaal zijn we zowel slachtoffer als dader.

 

U bent expert in het opstellen van plannen; maar voor vergunning moet u het wel voorleggen aan een ambtenaar (of een hele commissie, als u in Brussel werkt). Als architect moet u op uw beurt de aannemer zijn werk én verzekering controleren (maar o wee als de aannemer een opmerking op uw ontwerp maakt, of uw verzekering opvraagt). Voor EPB wordt het pas helemaal tof; dan stuurt de aannemer u een fiche, die u doorstuurt naar de EPB-adviseur, die het op zijn beurt doorstuurt naar de vergunningsverlenende overheid. Onderweg komt u ook nog eens een veiligheidscoördinator, een ventilatieverslaggever, en een rioolkeurder tegen. Nog een geluk dat u voor de stabiliteit, op een sondering voor de verzekering na, bijna niets moet bewijzen aan derden.

 

Elk van de bovenstaande mensen vindt zijn controlefunctie noodzakelijk of toch minstens een meerwaarde; inclusief wij architecten. Maar is dat werkelijk zo? Of beter; is het voor elk project werkelijk de meerkost waard? Is het echt ondenkbaar dat we op een blauwe maandag een plan aan een aannemer zouden geven, en mogen verwachten dat hij het tegen zondag volgens plan én normen heeft gerealiseerd?

 

"De controledrang in de bouw is overdreven, onlogisch, en bij momenten zelfs hautain"

 

Een gedachte-experiment: de volgende keer als ik een medische ingreep moet ondergaan, zal ik aan de dokter vragen eerst een geschreven voorstel voor de operatie aan de overheid voor te leggen. De operatie wordt dan door een andere chirurg uitgevoerd, terwijl mijn dokter regelmatig eens komt controleren in de zaal. Aan mijn notaris vraag ik een draft van de aankoopakte, en stuur het door naar een derde partij ter controle. Betalend natuurlijk.

 

De controledrang in de bouwsector is overdreven, onlogisch, en bij momenten zelfs hautain. Ze getuigt van een achterhaalde scheiding tussen zij die denken (architecten en andere) en zij die doen (de aannemers), en leidt vooral tot veel dubbel werk en wederzijds wantrouwen. Kwaliteitscontrole? Ja, graag, maar wel één die efficiënt én effectief is.

 

Too much for too little

Ik speel hier natuurlijk wat de advocaat van de duivel. Geen zorgen, ik zie ook graag gemengde, stedelijke programma's die aangepast zijn aan de context. Maar bij elke mooie woonblok van pakweg 30 units denk ik weleens: tja, nog 170.000 stuks te gaan. En ook ik sta graag op de werf, zeker kleine werven, waar je heel hands-on kan ‘controleren’. Maar bij elke renovatie van pakweg 100.000 euro denk je dan: er ligt nog 140 miljard euro aan verbouwwaarde te wachten (Ryckewaert e.a., 2019).

 

Misschien zijn die cijfers het juiste perspectief om over ons beroep na te denken. Want persoonlijk heb ik geen zin meer in nog een rondje discussiëren over ons beroep en onze verloning. De reflectie moet in eerste instantie gaan over welke bouwmarkt we willen voor onze huidige uitdagingen, en dan in tweede instantie van hoe we ons als architecten daarin nuttig kunnen maken.

 

Iets zegt me dat je dan niet noodzakelijk zal eindigen op een rol als "centrale spil", als "generalist onder de specialisten", "diegene die het overzicht houdt" – een soort van denken dat ik met de jaren steeds meer intellectueel verdacht ben gaan vinden.

 

Toch grappig eigenlijk, we bedenken deze verheven rol voor onszelf en vragen ons vervolgens af hoe we dat rendabel kunnen maken. Misschien moeten we het eens anders aanpakken; ophouden onder elkaar te discussiëren en eerst anderen te vragen wat onze meerwaarde in het bouwproces kan zijn. En waarvoor die anderen dus bereid zijn ons te betalen.

 

Dan kunnen we het hebben over rendabiliteit.

lightbulb Vrije Tribune

NAV en Architectura.be willen een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat. Daarom geven we op onze websites een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers. Elke auteur schrijft in eigen naam. Wil je graag reageren op deze bijdrage via een opiniestuk, contacteer NAV dan via info@nav.be.