Elke dag wordt er in Vlaanderen bijkomend vijf hectare ingenomen door bebouwing, infrastructuur of tuinen. Met de bouwshift wil de Vlaamse overheid de extra inname van open ruimte tegengaan. Het doel is om tegen 2040 geen open ruimte meer aan te snijden in Vlaanderen.

NAV vindt de bouwshift een goede zaak, omdat we geloven dat de ruimtelijke versnippering – met bijvoorbeeld de typische lintbebouwing in onze regio – allerhande negatieve gevolgen heeft, zoals een te grote afhankelijkheid van de auto, files, droogte en wateroverlast door verharding, aantasting van de biodiversiteit, … De bouwshift is de geknipte gelegenheid voor de Vlaamse overheid om het ruimtelijk beleid doordacht en eenduidig aan te pakken.

Niet minder maar anders bouwen

Door de bevolkingsgroei, gezinsverdunning en economische groei is er een steeds toenemende vraag naar woningen en bebouwde functies. Als we open ruimte willen vrijwaren, moeten we daarom slim omgaan met de bebouwde ruimte en het ruimtelijk rendement in de kernen verhogen. Het draait dus niet per se om minder, maar wel om anders bouwen. Om een antwoord te kunnen bieden op de huidige én toekomstige woonbehoeftes, zullen kwalitatieve kernverdichting en inbreiding de codewoorden zijn.

Wij geloven dat architecten met hun ontwerpkracht en ruimtelijk inzicht hierbij een belangrijk deel van de oplossing in handen hebben. Maar dan moet onze sector de vrijheid krijgen om die creatieve oplossingen écht uit te werken, weliswaar binnen een duidelijk beleidskader. Als de Vlaamse overheid meer vertrouwen heeft in de creativiteit en kunde van architecten en tegelijk zélf de krijtlijnen schetst van wat goede ruimtelijke ordening precies inhoudt, dan kunnen we de bouwshift werkelijk realiseren.

Beleid is te vrijblijvend

Momenteel is het Vlaams beleid te vrijblijvend en zijn architecten te vaak overgeleverd aan de willekeur van lokale besturen. Die hebben niet altijd de nodige middelen en knowhow om een ruimtelijke visie uit te werken en complexe aanvragen te beantwoorden. Op die manier stranden kwalitatieve verdichtingsprojecten tijdens de vergunningsaanvraagprocedures door onwetendheid, oude referentiekaders, NIMBY-protesten …

Wij zijn ervan overtuigd dat er nood is aan een algemeen richtinggevend kader van de Vlaamse overheid, een werkbaar instrumentarium en voldoende middelen om de bouwshift te integreren in lokale beleidsvisies. Concreet pleiten wij voor:

  1. Een duidelijke afbakening van de kernen, bijvoorbeeld in een contouren-RUP. Zo is meteen duidelijk waar een kernversterkend beleid gevoerd wordt en waar open ruimte gevrijwaard wordt. In een typologie kan de overheid aangeven welk profiel de kern heeft en welke ontwikkelingskansen er dus zijn.
  2. Een actief kernversterkend beleid. Zo zouden overheden moeten streven naar kwalitatieve verdichting. Het heeft geen zin om kwantitatieve doelstellingen, zoals maximale dichtheden, voorop te stellen, maar het is zinvoller om kwalitatieve kwaliteitseisen duidelijk te maken in de opmaak van beleidsplannen, RUP’s, … Bijvoorbeeld door ruimte voor winkels, kmo’s, horeca te voorzien in de kernen.
  3. Impulsprojecten in de rand van hoogdynamische stedelijke regio’s, met de bedoeling om het ruimtelijk rendement aanzienlijk te verhogen. In die impulsprojecten neemt de (lokale) overheid zelf het initiatief om voorbeeldprojecten te realiseren.
  4. Investeren in capaciteit, knowhow en dialoog. Een betere ondersteuning van lokale besturen is nodig, met (meer) middelen die efficiënter ingezet worden. Zo zouden experten kunnen poolen via regionale expertteams, zou er ondersteuning kunnen zijn vanuit de Vlaamse administratie (bijvoorbeeld team Vlaams Bouwmeester), … Een goede verstandhouding en sterk partnership tussen overheid, architecten en private ontwikkelaars is daarbij het allerbelangrijkste.