Wetgeving betalingsachterstand: wat voorafging
De overheid ondernam de afgelopen 25 jaar verschillende pogingen om kmo's beter te beschermen. Zo kwam er in 2002 een wettelijke betalingstermijn van 30 dagen voor handelstransacties tussen grote ondernemingen en Kmo’s, als er niets werd bepaald in de overeenkomst. Maar dit zette weinig zoden aan de dijk. Grote ondernemingen gebruikten hun economische machtspositie vaak om contractueel langere betalingstermijnen af te dwingen.
Daarom ging de wetgever in 2019 een stap verder, met een maximale betalingstermijn van 60 dagen. Dit ging echter gepaard met een 'verificatietermijn' van 30 dagen om de factuur te controleren. In de praktijk kwam dit dus neer op een betalingstermijn van 90 dagen: veel te lang voor tal van (kleinere) ondernemingen.
Maximaal 60 dagen om te betalen, zonder achterpoortjes
Ondertussen heeft de wetgever dit achterpoortje gesloten - en niet enkel voor Kmo's. De maximale betalingstermijn van 60 dagen blijft, maar als je een verificatietermijn afspreekt, moet die voortaan deel uitmaken van de maximale betalingstermijn. De termijn wordt dus in de praktijk herleid van 90 naar 60 dagen. Dit is al veel werkbaarder.
Belangrijk: de maximumtermijn geldt voortaan dus voor alle handelstransacties tussen ondernemingen, ongeacht de grootte van die ondernemingen. Deze termijnen gelden niet voor consumenten en overheden.
Om verdere omzeiling van de betalingstermijn te voorkomen, werd ook een verbod ingelast om contractuele afspraken te maken over de ontvangstdatum van de factuur. Zo gaat de betalingstermijn in op de effectieve datum van ontvangst van de factuur. Men kan hier contractueel niet meer van afwijken. Zo wil de overheid vermijden dat ondernemingen de betalingstermijn kunstmatig verlengen door te schuiven met de ontvangstdatum van de factuur.
Een derde maatregel houdt in dat de schuldenaar verplicht is om, uiterlijk op het moment van ontvangst van de goederen en/of prestatie van de diensten, alle noodzakelijke informatie over te maken aan de andere onderneming zodat die een factuur kan opmaken binnen de wettelijk voorziene termijn (artikel 4 KB nr.1 van 29 december 1992).
Tot slot voorziet de wetswijziging dat er bij laattijdige betaling – van rechtswege en zonder ingebrekestelling – een verwijlintrest verschuldigd is en dat die bovendien – van rechtswege en zonder ingebrekestelling – wordt verhoogd met een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor de invorderingskosten.
Vereenvoudigde procedure invordering niet-betwiste facturen tussen handelaars
Wist je dat er sinds 2016 ook een vereenvoudigde procedure is om facturen sneller uitbetaald te krijgen? Concreet maakt deze procedure het mogelijk om onbetaalde B2B-facturen via de deurwaarder te innen, zonder eerst via de rechtbank te passeren.
Let wel: je kunt de procedure enkel gebruiken voor facturen die niet door de opdrachtgever werden betwist. Bovendien gaat het enkel om facturen voor ondernemingen en niet voor consumenten of overheden. Tot slot kun je de procedure ook niet gebruiken tegen ondernemingen in faillissement, WCO of collectieve schuldenregeling.
Naast het factuurbedrag kunnen ook bijkomende wettelijke intresten, invorderingskosten, intresten en/of schadebeding (beperkt tot 10% van de hoofdsom) via deze procedure worden ingevorderd.
Hoe gaat het in zijn werk? De procedure kan enkel worden opgestart via een advocaat. Het is de advocaat die de gerechtsdeurwaarder inschakelt en die dus ook zal controleren of jouw factuur voldoet aan de voorwaarden. Vervolgens stuurt de gerechtsdeurwaarder een 'aanmaning tot betaling' naar jouw opdrachtgever die de factuur niet heeft betaald. Vanaf dan heeft je opdrachtgever één maand de tijd om:
- De factuur te betwisten, met redenen. In dat geval stopt de procedure en moet de gewone weg via de rechtbank worden gevolgd. De rechter zal dan nagaan of de redenen wel gegrond zijn.
- Of een betalingsregeling aan te vragen, die je kan aanvaarden of afwijzen.
Doet je opdrachtgever niets of wordt er geen akkoord gevonden over een betalingsregeling? Dan moet de opdrachtgever betalen. De gerechtsdeurwaarder zal dan acht dagen na het verstrijken van de termijn van één maand een proces-verbaal opmaken dat dezelfde kracht heeft als een vonnis en jou dus in staat stelt om betaling af te dwingen.
Eline Debast
Juridisch adviseur
NAV