Halfweg juni publiceerden wij een eerste artikel over het stikstofdecreet. Sindsdien bereiken tal van vragen over dit onderwerp onze helpdesk. Op de koop toe werd de Praktische Wegwijzer van het Agentschap Natuur en Bos intussen al twee keer aangepast. Dit artikel bevat de laatste stand van zaken. We trachten meer duidelijkheid te scheppen en waar mogelijk te depanneren.
Ongekende materie voor architecten
Als het stikstofdecreet van toepassing is, is het verplicht om een impactscoreberekening toe te voegen aan de vergunningsaanvraag (zelfs wanneer het een vergunningsaanvraag met louter stedenbouwkundige handelingen betreft). Doe je dit niet, dan wordt een aanvraagdossier niet volledig verklaard en kan de vergunningsprocedure niet worden opgestart.
Voor grotere projecten of projecten met een milieuluik is het opportuun om hiervoor externe specialisten in te schakelen, maar voor kleinere projecten is dit praktisch en financieel meestal niet haalbaar. Drie keer raden bij wie deze bijkomende last dan terechtkomt. En dat terwijl architecten niet zijn opgeleid om specialistische milieustudies op te stellen.
Voor louter stedenbouwkundige projecten staat deze berekening de vergunningsvatbaarheid zelden in de weg. Een project moet al behoorlijk omvangrijk zijn voordat stikstof roet in het eten kan gooien. Toch merken we dat de berekening ook gevraagd wordt voor eenvoudige projecten zoals een nieuwbouw van een eengezinswoning, een kleine verbouwing of zelfs de aanbouw van een veranda of een gevelaanpassing.
NAV is van mening dat het decreet te snel werd ingevoerd, zonder duidelijke toelichting of concrete voorbeelden die de toepassing haalbaar en begrijpelijk maken voor niet-specialisten. Omdat het voor architecten onhaalbaar is zich door het hele stikstofdecreet te worstelen voor het indienen van een eenvoudig stedenbouwkundig dossier, sommen we hieronder de belangrijkste zaken op die je moet weten.
Een eerste lijst met vrijgestelde projecten
Toen het stikstofdecreet op 23 februari 2024 in werking trad, werd een lijst aangekondigd met projecten die vanwege de zeer beperkte omvang en een zeer lage impact vrijgesteld zouden worden. Op dit moment werden twee projecten opgenomen op de ‘lijst van vergunningsplichtige handelingen waarbij kan gesteld worden dat bij worst case benadering de impactscore kleiner is dan of gelijk is aan 1%’. Het gaat over volgende projecten:
- Bouwen van een eengezinswoning op meer dan 150 m van Habitatrichtlijngebied.
- Het verkavelen van gronden in functie van de bouw van maximaal 23 eengezinswoningen op meer dan de hieronder vermelde afstand van Habitatrichtlijngebied:
- Op 300 m van Habitatrichtlijngebied kunnen 3 loten voor eengezinswoningen worden voorzien.
- Op 500 m van Habitatrichtlijngebied kunnen 9 loten voor eengezinswoningen worden voorzien.
- Op 1.000 m van Habitatrichtlijngebied kunnen 23 loten voor eengezinswoningen worden voorzien.
De afstand van een project tot een Habitatrichtlijngebied kan je onderzoeken via Geopunt.be, of via de Omgevingscheck in het Omgevingsloket.
Via de site van Stikstof in Vlaanderen wordt voor elk project die onder het toepassingsgebied van deze lijst valt een motivatie weergegeven waarbij voor elk project – dit zowel voor de aanlegfase als de fase na aanleg – een motivering wordt aangereikt waarom de impactscore kleiner is dan of gelijk aan 1%. Deze motivatie kan eenvoudig gekopieerd worden om te gebruiken voor het invullen van het luik ‘Biodiversiteit’ bij een stedenbouwkundige aanvraag. In het luik ‘Biodiversiteit’ werd ook de mogelijkheid toegevoegd om aan te geven dat het project voorkomt op voornoemde lijst.
Het toepassingsgebied
Het stikstofdecreet is van toepassing op vergunningsplichtige handelingen (op stedenbouwkundig en/of milieuvlak) gelegen binnen een straal van 20 kilometer van een beschermde habitat (SBZ-H). Dit is een gebied dat volgens de Europese richtlijnen is aangewezen voor de bescherming van zeldzame en bedreigde diersoorten en hun natuurlijke habitat (deze habitats zijn terug te vinden via Geopunt.be). Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning moet de impact van het project op de beschermde habitat worden onderzocht. Voor louter stedenbouwkundige handelingen is dat onderzoek beperkt tot:
- het mobiliteitsaspect;
- de eventuele aanlegfase indien hierbij machines worden ingezet die stikstof uitstoten.
Vergunningsplichtige projecten waarbij er enkel in de aanlegfase stikstofemissies veroorzaakt worden, vallen niet onder het stikstofdecreet. In die gevallen is een impactscoreberekening dus niet van toepassing.
Check zeker ook het schema ‘Stikstof en vergunningen’ van de Vlaamse overheid. Dit schema beantwoordt de volgende vragen:
- Is het stikstofdecreet van toepassing voor je vergunningsplichtig project?
- Welk beoordelingskader is van toepassing?
Impactscoreberekening: wat houdt het in?
Een impactscoreberekening is een evaluatieproces waarmee wordt bepaald of de toenemende stikstofdepositie van een vergunningsplichtige activiteit de natuurlijke kenmerken van een SBZ-H kan aantasten. Concreet wordt er met een impactscoreberekening aangetoond of de drempelwaarde voor stikstofdepositie door het project zal worden overschreden of niet.
De drempelwaarde bedraagt 1% van de kritische depositiewaarde (KDW: de maximale hoeveelheid stikstof die een habitattype kan ontvangen zonder dat er schade ontstaat aan de structuur en functie van dat habitattype). Deze waarde verschilt per type habitat.
Wordt de drempelwaarde niet overschreden, dan vormt de toegenomen stikstofdepositie geen belemmering voor de vergunningverlening. Wordt de drempelwaarde wel overschreden, dan is een passende beoordeling noodzakelijk.
Voor mobiliteitsgerelateerde projecten wordt de drempelwaarde slechts uitzonderlijk overschreden, waardoor de berekening in de meeste gevallen een – weliswaar noodzakelijke – formaliteit blijkt. In het onwaarschijnlijke geval dat de drempelwaarde toch overschreden wordt en een passende beoordeling noodzakelijk is, doe je best een beroep op een (milieu)specialist.
Praktisch
We bespreken in dit artikel enkel het beoordelingskader voor de eenvoudige mobiliteitsgerelateerde projecten met verkeer als enige stikstofbron, omdat architecten daar hoofdzakelijk mee te maken krijgen. Let wel op dat ook de emissies van een aanlegfase mee moeten worden genomen als hier stikstofemissies bij worden veroorzaakt. Indien er andere stikstofbronnen zouden zijn (deel milieuluik), richt je je best tot een milieudeskundige.
Verkeersdragende versus verkeersgenererende projecten
Het stikstofdecreet maakt een onderscheid tussen verkeersdragende en verkeersgenererende projecten. Bij verkeersdragende projecten is mobiliteit het hoofddoel van het project, terwijl dit bij verkeersgenererende projecten niet zo is.
Verkeersdragende projecten
Verkeersdragende projecten gaan in se over de infrastructuur (vaak openbaar) om het verkeer via een alternatieve route of op een andere aangepaste manier te leiden. Mobiliteit is met andere woorden het hoofddoel van het project. Denk aan de aanleg van wegen of de uitbreiding ervan met een bijkomende rijstrook of fietspad. Ook nieuwe waterwegen, spoorwegen en aanpassingen aan havens vallen hieronder.
Als architect kom je zelden in aanraking met dit type projecten. De berekeningen zijn in deze gevallen vrij complex waardoor het raadzaam is er een specialist voor in te schakelen.
Verkeersgenererende projecten
Verkeersgenererende projecten trekken mobiliteit aan. Mobiliteit is hier geen doel maar een gevolg. Voorbeelden zijn woonprojecten, bedrijfs- of kantoorgebouwen, vakantiedorpen, horecazaken, … Die zorgen voor een mobiliteit van en naar de projectsite.
Zoals hierboven al vermeld, merken we in de praktijk dat zelfs voor kleine projecten, zoals de verbouwing van een woning, gevraagd wordt om de stikstofimpact te berekenen. Niet het type, maar wel de ligging t.o.v. kwetsbaar gebied (SBZ-H) is bepalend.
Hoe bereken je de impactscore? Vereenvoudigde drietrapsbenadering mobiliteit
Het komt erop aan dat je moet aantonen dat je project de drempelwaarde van 1% van de kritische depositiewaarde (KDW) niet zal overschrijden. Is dat wel het geval, dan is een passende beoordeling nodig.
De aangepaste versie van de Praktische Wegwijzer voor stikstofdepositie voorziet in een vereenvoudigde drietrapsstrategie om de impact van mobiliteit op de stikstofdepositie vast te stellen. Als basis voor deze strategie worden het aantal vervoersbewegingen door lichte voertuigen en het aantal vervoersbewegingen door zware voertuigen berekend. In veel gevallen volstaat deze eerste stap en hoeven de opvolgende stappen alleen doorlopen te worden wanneer uit een vorige stap blijkt dat de impactscoreberekening hoger is dan 1%. Let wel: dit moet zowel voor de aanlegfase (de werf) als de exploitatiefase (het gebruik van het gebouw) worden uitgevoerd. Bij de aanlegfase moeten ook nog eventuele andere stikstofbronnen, zoals grotere werfmachines, onderzocht worden.
Als basis voor de berekening wordt de VITO-studie ‘Voertuigemissies en de minimis-normen: een analytische benadering voor werfverkeer’ gehanteerd, meer concreet tabellen 3 (voor licht verkeer) en 4 (voor zwaar verkeer).
Stap 1
- Voor elk project moet eerst worden bepaald hoeveel verkeersbewegingen per jaar het zal genereren en of het enkel licht of ook zwaar verkeer betreft. Toets deze aantallen vervolgens af aan de aannames van afstand = 0 en KDW = 6 (dit zijn absolute worst case aannames, waarbij het project zich op de meest gevoelige habitat bevindt). Als blijkt dat het aantal vervoersbewegingen onder de waarden uit de VITO-tabellen blijft, kan met absolute zekerheid gesteld worden dat de impactscore van het project nooit meer dan 1% zal bedragen.
- Specifiek kunnen er dan maximaal 70.000 bewegingen/jaar door lichte voertuigen (zie tabel 3, linksboven), en 9.000/jaar door zware voertuigen (zie tabel 4, linksboven) uitgevoerd worden. Alleen wanneer een van deze twee waarden wordt overschreden, of wanneer een aandeel van beide waarden genomen wordt en de som van deze aandelen groter is dan 100%, is het nodig om naar de tweede stap over te gaan. Deze theorie is wat complex, maar in de voorbeelden onderaan dit artikel wordt dit duidelijker. Indien de waarden niet worden overschreden, kan je besluiten dat het project geen impact zal hebben op de stikstofdepositie in speciale beschermingszones en houdt de berekening hier op.
Stap 2
- Indien het aantal vervoersbewegingen van het project toch hoger is dan de uitkomst uit stap 1, kan je rekening houden met de werkelijke afstand tussen het project en de SBZ-H. Je past dan alleen de afstand aan en houdt de KDW vast op 6. Zo voorkom je dat je de verkeerde KDW gebruikt. Dit is belangrijk omdat je uitgaat van het worstcasescenario voor wat de KDW van de habitats betreft. Via Geopunt.be kan je de afstand tussen het meest nabijgelegen SBZ-H (kaartlaag 'Natura 2000 Habitatkaart') en het meest nabijgelegen wegsegment meten. Deze afstand gebruik je vervolgens om in de tabellen uit de VITO-studie de maximale vervoersbewegingen per jaar af te leiden.
- Als uit de vorige stap blijkt dat er toch een overschrijding is van het aantal vervoersbewegingen t.o.v. van een gebied op werkelijke afstand, ondanks de laagste KDW-waarde, kan aanvullend afgetoetst worden aan de werkelijke KDW-waarde. Die kan je vinden je in de tabellen toegevoegd bij de Praktische Wegwijzer of via Geopunt. Let wel: de werkelijke KDW is op te zoeken in de juiste tabel, dit bepalen kan moeilijker lijken dan de impactscoretool te gebruiken. Bij twijfel over de KDW-waarde, ga je best meteen naar stap 3.
In zo goed als alle gevallen volstaan deze eerste twee stappen.
Stap 3
Indien je project verkeersdragend of verkeersgenererend is, wordt het project ingetekend in de impactscoretool.
Om het project in te tekenen in de impactscoretool gebruik je het rekenblad ‘Verkeer’ dat beschikbaar is op de website van Stikstof in Vlaanderen. In de impactscoretool selecteer je het wegsegment van het project tot de kruising met hogere verkeersintensiteit. De gegevens uit de Excel-tool geef je vervolgens in in de impactscoretool, waarbij je onder 'bron toevoegen' kiest voor ’weg’. Naast de emissies moet je ook de breedte en de hoogte van de weg invoeren. De hoogte van de weg is standaard 2 meter. Als de weg hoger ligt dan de omgeving, moet je hier die hoogte nemen + 2 meter. Als blijkt uit de tool dat het project alsnog een te hoge stikstofuitstoot veroorzaakt (door mobiliteit), moet een deskundige worden ingeschakeld voor een modellering in 'IMPACT'.
Belangrijke opmerkingen:
- De tabellen van de VITO-studie gaan tot een afstand van 2 kilometer, terwijl het decreet van toepassing is tot 20 kilometer van een SBZ-H. Bedraagt de afstand meer dan 2 kilometer, dan moet toch de waarde voor 2 kilometer gebruikt worden.
- Bij gemengd vervoer (licht en zwaar) moet je het percentage voor beide soorten berekenen. De som mag niet groter zijn dan 100%.
- Als er in de aanlegfase voor een verbouwing of na de verbouwing geen verkeer of stikstofbronnen worden ingezet, is het stikstofdecreet niet van toepassing, omdat de aanvraag geen extra stikstofemissies veroorzaakt.
Aanlegfase vs. exploitatiefase
In voorgaande paragraaf leggen we de methode voor de analyse van de impact van de gegenereerde mobiliteit tijdens de exploitatiefase uit. Maar in stikstofdecreet staat dat ook de aanlegfase in rekening moet worden gebracht. Zowel de gegenereerde mobiliteit alsook de gebruikte toestellen tellen daarin mee.
Mogelijke mobiliteit als gevolg van de bouwwerken van een project zijn afvoer van afvalstoffen, aanvoer van grondstoffen en materiaal voor werfinrichting, woon-werkverkeer van arbeiders, werfopvolging en eigenaars. Zowel voor licht als zwaar vervoer moeten de bewegingen gekwantificeerd worden. De berekening hiervan gebeurt analoog aan de hierboven beschreven berekeningsmethode voor de expoitatiefase.
Om het gebruikt werfmaterieel toe te voegen aan de inschatting werd eveneens een Excel-tool opgemaakt. De tool berekent voor elke machine (soort en vermogensklasse) de theoretische stikstofemissie tijdens de aanlegfase. Volgende criteria moeten ingevuld worden:
- Toestel en vermogensklasse (dropdownmenu);
- Vermogen (indien gekend);
- Aantal draaiuren;
- Gemiddelde motorbelasting (indien gekend).
De emissie berekend voor NOx vergelijk je vervolgens met de waarden in tabel 1 (emissie van de puntbron) die zijn toegevoegd aan de VITO-studie m.b.t. emissies in de aanlegfase en volgens de hierboven beschreven drietrapsbenadering.
Bij gebruik van meerdere toestellen tijdens de aanlegfase, dient de berekening voor elke afzonderlijke machine te worden uitgevoerd. De totale emissie is dan de som van de afzonderlijke emissies.
In de vergunningsfase zijn de uitvoerder van de werken en het materieel dat hij of zij zal inzetten meestal niet gekend. Het is dus onmogelijk hier een juist antwoord op te geven. Maak daarom ook hier een (te) ruime inschatting, vermits de kans op een overschrijding van de drempelwaarde van 1% uiterst klein is.
Totale impact project
Wanneer de som van de percentuele impact (percentage van de de minimis-drempelwaarde) van mobiliteit en stationaire bronnen tijdens de aanlegfase kleiner is dan 100%, kunnen we stellen dat er geen impact op speciale beschermingszones wordt verwacht en is het niet nodig verdere actie te ondernemen. Is dit wel het geval, dan moet een deskundige ‘Biodiversiteit’ een passende beoordeling opmaken.
Voor de exploitatiefase geldt, als deze niet samenvalt met de aanlegfase, dezelfde conclusie. Daarbij is de som van de impact van de mobiliteit en de impact van stationaire bronnen maatgevend.
Hoe ingeven in het omgevingsloket
Effecten op omgeving
- Kies ‘Ja’ bij de eerste vraag ‘Heeft de aanvraag mogelijke effecten op biodiversiteit […]?’.
- Kies ‘Neen’ op ‘Heeft de aanvraag betrekking op een project als vermeld in bijlage III … onderworpen aan milieueffectrapportage?’.
Effecten biodiversiteit
- Projecten die op de lijst met vrijgestelde projecten voorkomen:
- Vul bij ‘Geef de maatregelen die worden ingezet om de invloeden op biodiversiteit zo veel mogelijk te beperken […]’ het volgende in:
‘Het meest dichtsbijzijnd SBZ-H gebied is gelegen op een afstand van XXX m. Op basis van het beoordelingskader van het stikstofdecreet kan geconcludeerd worden dat er geen invloeden op de biodiversiteit worden verwacht.’ - Bij Komen er door het project stikstofemissies vrij, die een beoordeling vergen […], kies: ‘Ja, maar het betreft een project opgenomen op de lijst van projecten met een impactscore lager dan of gelijk aan 1%’.
- Bij ‘motiveer uw antwoord’ geeft u de motivering in die kan overgenomen worden van de site van Stikstof in Vlaanderen.
- Vul bij ‘Geef de maatregelen die worden ingezet om de invloeden op biodiversiteit zo veel mogelijk te beperken […]’ het volgende in:
- Andere projecten:
- Vul bij ‘Geef de maatregelen die worden ingezet om de invloeden op biodiversiteit zo veel mogelijk te beperken […]’ het volgende in:
‘Het meest dichtsbijzijnd SBZ-H gebied is gelegen op een afstand van XXX m. Op basis van het beoordelingskader van het stikstofdecreet kan geconcludeerd worden dat er geen invloeden op de biodiversiteit worden verwacht.’ - Bij 'Komen er door het project stikstofemissies vrij, die een beoordeling vergen […]?', kies: ‘Ja, andere’.
- Bij 'Welk beoordelingskader is voor uw project van toepassing?', kies: ‘Het betreft een mobiliteitsgerelateerd project dat geen vergunningsplichtige exploitatie van een IIOA met 1 of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden omvat […]’.
- Vul bij ‘Bepaal de impact van het project met behulp van het online-insturment Impactscoretool of via eigen berekening […]’ het tweede luik in met de gevraagde gegevens:
- Afstand tot SBZ-H;
- KDW-waarde (= 6 kgN/HA/jaar);
- Aantal vervoersbewegingen lichte voertuigen;
- Aantal vervoersbewegingen zware voertuigen.
- Voeg een bestand met de evaluatie van de impact van het project toe (zoals hierboven beschreven). Er is geen standaard formulier, je stelt zelf een document op in vrije vorm. Dit document voeg je toe aan je omgevingsvergunningsaanvraag.
- Vul de overige vragen m.b.t. het stikstofdecreet in op basis van de meerkeuzemenu’s.
- Vul bij ‘Geef de maatregelen die worden ingezet om de invloeden op biodiversiteit zo veel mogelijk te beperken […]’ het volgende in:
Voorbeelden
Overgenomen uit PRAKTISCHE WEGWIJZER STIKSTOFDEPOSITIE, versie 22/08/2024.
Voorbeeld 1: Een eengezinswoning - exploitatiefase
Stap 1
Voor een eenvoudige eengezinswoning kan je rekenen met 4 personen x 2 voertuigbewegingen/persoon x 365 dagen/jaar = 2.920 jaarlijkse voertuigbewegingen.
Stap 2
Voor een woning dat licht vervoer genereert, gebruik je VITO tabel 3. Onder KDW = 6 en afstand = 0 worden 70.000 jaarlijkse voertuigbewegingen bekomen. Dit is het maximaal aantal lichte voertuigen per jaar waarbij geen overschrijding optreedt van de 1%-de minimis-drempel. Het project genereert er minder, namelijk 2.920.
→ Er kan geconcludeerd worden dat de impactscore van het project lager is dan 1% en een verdere passende beoordeling voor wat betreft de effecten van stikstofdepositie via lucht niet nodig is.
Voorbeeld 2: Een bedrijf met vrachtverkeer en licht verkeer, gelegen op 1.700 meter van het habitatrichtlijngebied - exploitatiefase
Stap 1
De verkeersgeneratie tijdens de exploitatiefase bedraagt:
- Voor auto’s: ((25 x 2/dag) x 5/week) x 48 weken/jaar = 12.000 voertuigen/jaar
- Voor vrachtwagens: ((18 x 2/dag) x 5/week) x 48 weken/jaar = 8.640 voertuigen/jaar
Stap 2
Het aantal jaarlijkse voertuigbewegingen wordt bepaald op basis van KDW = 6 en afstand = 0, dit voor zowel licht verkeer (tabel 3) als voor zwaar verkeer (tabel 4):
- Tabel 3: 70.000 → het project neemt hiervan 17% in (= (12.000/70.000) x 100)
- Tabel 4: 9.000 → het project neemt hiervan 96% in (= (8.640/9.000) x 100)
→ 17% + 96% = 113% > 100% en bijgevolg kan op basis hiervan de overschrijding van de 1%-de minimis-drempel niet uitgesloten worden.
Stap 3
het aantal jaarlijkse voertuigbewegingen wordt bepaald op basis van KDW = 6 en afstand = 1.500m, dit voor zowel licht verkeer (tabel 3) als voor zwaar verkeer (tabel 4). De afstand wordt op 1.500m genomen omdat het project en meer bepaald het gegenereerde verkeer op 1.700m blijft van het dichtstbijgelegen habitatrichtlijngebied.
→ Habitatrichtlijngebieden vind je terug op www.geopunt.be onder Lagen - Natuur en milieu - Natuur.
- Tabel 3: 6.431.000 → het project neemt hiervan 0,19% in (= (12.000/6.431.000) x 100)
- Tabel 4: 874.000 → het project neemt hiervan 0,99% in (= (8.640/874.000) x 100)
→ 0,19% + 0,99% = 1,18% < 100%
→ Er kan geconcludeerd worden dat de impactscore van het project lager is dan 1% en een verdere passende beoordeling voor wat betreft de effecten van stikstofdepositie via lucht niet nodig zijn.
Voorbeeld 3: Aanlegfase industriegebouw op 600 meter van habitatrichtlijngebied
Stap 1
Bereken de emissies van de werfmachines op basis van het rekenblad. In het voorbeeld bedraagt de totale emissie van de werfmachines 145 kg Nox/jaar.
Bereken het aantal verkeersbewegingen (analoog aan de exploitatiefase) (lijnbron). In het voorbeeld zijn er 175 zware verkeersbewegingen.
Stap 2
Toets af aan de VITO-tabel.
- Puntbron (afstand = 500, KDW = 6) (tabel 1 – emissies van de puntbron) → 702
- Lijnbron (afstand = 0, KDW = 6) (tabel 4 – zwaar vervoer) → 9.000
Emissies:
- Tabel 1: 702 → het project neemt hiervan 20,66% in (= (145/702) x 100)
- Tabel 4: 9.000 → het project neemt hiervan 1,94% in (= (175/9.000) x 100)
Som: 22,6% < 100%
→ Er kan geconcludeerd worden dat de impactscore van het project lager is dan 1% en een verdere passende beoordeling voor wat betreft de effecten van stikstofdepositie via lucht niet nodig zijn.
Over de auteurs
The A-RK | ARW ARCHITECTEN BV
Dirk Mattheeuws, bestuurder
Zoë Pauwaert, milieumedewerker