Gescheiden afvoer DWA en RWA?

In Vlaanderen ben je verplicht om een gescheiden aanleg van DWA en RWA te voorzien bij een nieuwbouw of een grondige verbouwing, die onder de gewestelijke stedenbouwkundige verordening valt. Voor bestaande gebouwen geldt deze verplichting in de meeste gevallen ook bij de aanleg van een gescheiden openbare riolering in de straat. De verordening eist bovendien dat een systeem voor hemelwaterrecuperatie wordt aangelegd en dat het hemelwater zoveel mogelijk wordt geïnfiltreerd.

Als je als aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning een afvoer van hemelwater moet aanleggen, dan ben je verplicht het overtollige hemelwater tot aan het lozingspunt gescheiden af te voeren van het afvalwater. Het lozen van hemelwater op de openbare gemengde riolering kan enkel bij afwezigheid van een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of oppervlaktewater (beek, gracht, …), waarop je gemakkelijk kan aansluiten.

Als er nog geen gescheiden stelsel op het openbaar domein is aangelegd, dan ben je nog steeds verplicht om op eigen terrein de scheiding door te voeren tot aan de wachtaansluitingen aan de perceelsgrens. Achter deze aansluitputjes komen beide waterstromen tijdelijk samen. Als er achteraf een gescheiden stelsel in de straat aangelegd wordt, kan je zonder bijkomende kosten gescheiden aansluiten op het openbaar rioleringsnet.

Vertraagde afvoer van RWA

Eén van de basisideeën achter de gescheiden aanleg van RWA en DWA is de vertraagde afvoer van hemelwater. De klemtoon bij het ontwerp van het RWA-tracé ligt in eerste instantie op het vermijden van de aanleg van een afvoer voor hemelwater. Dit is mogelijk dankzij bronmaatregelen, zoals het beperken van de verharde oppervlakte, het gebruiken van waterdoorlatende verharding, het rechtstreeks in de tuin laten infiltreren van hemelwater … Door het toepassen van bronmaatregelen hou je het hemelwater ter plaatse, zodat het stroomafwaarts niet voor wateroverlast kan zorgen en het lokaal de grondwatertafel kan aanvullen.

Het hemelwater, dat op dakoppervlakken valt, moet je opvangen in een hemelwaterput. Dit water kan gerecupereerd worden voor huishoudelijk gebruik (toilet, wasmachine, …). De overloop van de put sluit je aan op een infiltratievoorziening, die het overtollige hemelwater op natuurlijke wijze infiltreert op eigen terrein. Als infiltratie moeilijk of onmogelijk is door een ondoorlatende bodem of door een zeer hoge grondwaterstand, kan je een buffer inbouwen met een systeem voor vertraagde lozing. Pas in laatste instantie mag je de overloop van de hemelwaterput rechtstreeks aansluiten op de openbare riolering in de straat.

Het water dat afvloeit van groendaken en van verharde terreinoppervlakken, zoals opritten, moet je afkoppelen van het DWA-tracé maar sluit je best niet aan op de hemelwaterput. Dat hemelwater sluit je – samen met de overloop van de put – aan op een infiltratievoorziening met eventueel een gepaste voorbehandeling. Als infiltratie niet mogelijk is, kan je een buffervoorziening plaatsen met vertraagde afvoer.

Je moet ingelogd zijn om deze pagina te kunnen raadplegen.

Login

Nieuwe account aanmaken?

Julie Alboort

Ir.-architect

Gerelateerde artikelen