Wat is de m.e.r.-screening?
De project-m.e.r.-screening is een eerste analyse van de milieueffecten van een bepaald project en dient als grondslag om te bepalen of er voor het project ook effectief een milieueffectenrapport opgemaakt moet worden. De project-m.e.r.-screening werd in 2013 geïntroduceerd om de Vlaamse regelgeving in overeenstemming te brengen met de Europese project-m.e.r.-richtlijn en richt zich in de eerste plaats op kleinere projecten waarbij de drempelwaarden voor de al bestaande MER-plicht niet overschreden worden. Het gaat om de projectcategorieën opgenomen in bijlage III van het project-m.e.r.-besluit, waaronder stadsontwikkelingsprojecten.
De m.e.r.-screening is gekoppeld aan de vergunningsprocedures en bijgevolg enkel noodzakelijk voor vergunningsplichtige werken. Maar ook bij vereenvoudigde procedures kan een m.e.r.-screening noodzakelijk zijn. De te verwachten milieueffecten worden hiervoor in een project-m.e.r.-screeningsnota opgenomen en door de aanvrager of initiatiefnemer – veelal de architect – aan de vergunningsaanvraag toegevoegd, waarna ze door het vergunningverlenend bestuur beoordeeld worden.
De beoordeling van de screeningsnota maakt deel uit van het onderzoek naar de volledigheid en ontvankelijkheid van het vergunningsdossier en heeft in principe twee mogelijke uitkomsten:
- ofwel oordeelt het bestuur dat er geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden – in dat geval is de V&O aanvaard;
- ofwel luidt de beslissing dat er voor het project een milieueffectenrapport opgesteld moet worden – in dat geval is de vergunningsaanvraag onvolledig en wordt de vergunningsprocedure van rechtswege stopgezet.
Laat de ingediende screeningsnota het bestuur niet of onvoldoende toe om met kennis van zaken te oordelen, dan zal ook dat in principe aanleiding geven tot een stopzetting van de procedure.
Net omdat problemen met de m.e.r.-screening rechtstreeks aanleiding kunnen geven tot de stopzetting van de vergunningsprocedure, brengt ze ook in latere fases een bijzondere kwetsbaarheid met zich mee. Blijkt in een beroepsprocedure dat de m.e.r.-screening ondanks een eerste aanvaarding toch onvolledig of non-conform was, dan geeft dat een directe juridisch grondslag om de vergunning in zijn geheel te vernietigen. Architecten besteden daarom best voldoende aandacht aan de inhoud en motivatie van de m.e.r.-screening. Enkele recente arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen wijzen daarenboven op bijkomende aandachtspunten en de steeds toenemende complexiteit van de procedure.
Het belang van de motivatie
Bij de m.e.r.-screening worden de te verwachten milieueffecten van een project opgenomen en beoordeeld volgens de criteria van bijlage II bij het DABM (decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid), rekening houdende met:
- de kenmerken van het project;
- de locatie;
- en de soort en kenmerken van het potentieel effect.
Werd hiervoor in het verleden nog gewerkt met modelformulieren of vormvrije screeningsnota’s, dan is de m.e.r.-screening vandaag volledig geïntegreerd in het omgevingsvergunningsaanvraagformulier en dus het omgevingsloket. Het gaat daarbij om twaalf ja/nee-vragen, waarbij getoetst wordt naar de relevante potentiële effecten van het project op onder meer mobiliteit, water, bodem, biodiversiteit, enzovoort.
Om aan de m.e.r.-screeningsplicht te voldoen, volstaat het in theorie om de twaalf vragen in het omgevingsloket correct in te vullen. Maar dat houdt veel meer in dan enkel ‘ja’ of ‘nee’ aan te duiden. Elk antwoord moet uitdrukkelijk gemotiveerd worden, wat dan weer betekent dat alle effecten onderzocht en beoordeeld moeten worden. Bij complexe projecten wordt hiervoor best de hulp van een milieudeskundige ingeschakeld.
Denk in ieder geval niet dat je gemakkelijk de dans ontspringt door op elke vraag ‘nee’ te antwoorden. Ook wanneer de te verwachten effecten niet aanzienlijk zijn of er in het project milderende maatregelen genomen worden, moet er ‘ja’ geantwoord worden. In de vervolgvragen en de motivatie kan dan toegelicht worden waarom de effecten niet aanzienlijk zijn of hoe ze gecompenseerd worden. Het antwoord ‘nee’ is enkel van toepassing als er ook zonder milderende maatregelen geen effecten te verwachten zijn, en zelfs dan is een motivatie noodzakelijk. Meer zelfs, een m.e.r.-screening waarbij op elke vraag zomaar ‘nee’ geantwoord wordt, zal bijna per definitie als onvolledig verklaard worden.
Ruime interpretatie projectcategorieën
Om te bepalen welke projecten aan een m.e.r.-screening onderworpen moeten worden, werd via het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 een nieuwe bijlage aan het project-m.e.r.-besluit toegevoegd. Naast de projecten in bijlage I, waarvoor verplicht een milieueffectenrapport opgemaakt moet worden, en de projecten in bijlage II, waarvoor de aanvrager een ontheffing kan vragen, definieert het m.e.r.-besluit zo ook de projecten die m.e.r.-screeningsplichtig zijn. De rubrieken en categorieën opgenomen in bijlage III zijn evenwel voor interpretatie vatbaar, en kunnen aanleiding geven tot onduidelijkheden en betwistingen.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen besliste in juli 2020 (RvVb/A/1920/0992) alvast dat ‘afvalverwijdering’ in het kader van de m.e.r.-screening in de ruimste zin geïnterpreteerd moet worden en dat bijgevolg ook de tijdelijke opslag van afval bij de exploitatie van een IIOA, of bijvoorbeeld de afvalbehandeling die leidt tot een nuttige toepassing onderhevig zijn aan een m.e.r.-screening.
Hoewel bovengenoemd arrest voor de meeste architecten weinig of geen rechtstreekse betekenis heeft, illustreert het wel dat de categorieën en rubrieken in bijlage III van het project-m.e.r.-besluit door de Raad voor Vergunningsbetwistingen erg ruim geïnterpreteerd kunnen worden. In het bijzonder rubriek 10b ‘stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen’ vraagt van de architect de nodige waakzaamheid. We weten bijvoorbeeld wel dat deze rubriek ook betrekking heeft op woonontwikkelingen, handelsruimtes, scholen, kantoren, zorginstellingen, enzovoort, maar een limitatieve lijst bestaat vooralsnog niet. Ook bij twijfel is het daarom aangeraden om een screeningsnota in de vergunningsaanvraag op te nemen.
Geen enkele mogelijkheid tot regularisatie
De beoordeling van de m.e.r.-screening maakt deel uit van het onderzoek naar de volledigheid en de ontvankelijkheid van het vergunningsdossier. Hierover wordt met andere woorden binnen een termijn van 30 kalenderdagen vanaf de dag na het indienen van de aanvraag of na de ontvangst van de opgevraagde ontbrekende gegevens of documenten beslist. Een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 12 november 2020 (RvVb/A/2021/0250), in cassatie bevestigd en onderschreven door de Raad van State, benadrukt dat dit enkel in eerste aanleg beoordeeld kan worden. Ontbrekende of onvolledige screeningsnota’s kunnen met andere woorden niet meer in graad van beroep toegevoegd of geregulariseerd worden. Zij geven rechtstreeks aanleiding tot het stopzetten van de vergunningsprocedure of, bij betwisting, de vernietiging van de vergunning.
Het arrest van 12 november 2020 onderstreept niet alleen dat alle nodige documenten met betrekking tot de m.e.r.-screening van meet af aan toegevoegd moeten worden, maar heeft ook implicaties voor latere wijzigingen via projectinhoudversies. Hoewel er tijdens de vergunningsprocedure nog wijzigingen aan het project doorgevoerd kunnen worden, zijn aanpassingen aan de m.e.r.-screening en screeningsnota als gevolg van een veranderende projectinhoud niet mogelijk. Projectwijzigingen die geen impact hebben op de m.e.r.-screening vormen in dat opzicht geen probleem, maar zodra een nieuwe projectinhoudversie ook een aanpassing van de screeningsnota vereist, kan door ofwel het vergunningverlenend bestuur, ofwel de Raad voor Vergunningsbetwistingen geoordeeld worden dat er een volledig nieuwe vergunningsaanvraag ingediend moet worden.
OOK EFFECTEN VAN BRONBEMALING IN REKENING BRENGEN
In de m.e.r.-screening moeten niet alleen de relevante milieueffecten van het afgewerkte project opgenomen en beoordeeld worden, maar ook de relevante effecten tijdens de bouw- en installatiefase. Naar aanleiding van een omgevingsvergunning voor een meergezinswoning met ondergrondse garage in Aartselaar, verleend door de deputatie van de provincie Antwerpen, oordeelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen op 27 oktober 2022 dat ook de mogelijke milieueffecten van een bronbemaling daarom in de m.e.r.-screening beoordeeld moeten worden. Dat de aanvraag voor die bronbemaling volgens het Omgevingsvergunningsdecreet uitgesteld kan worden tot de uitvoeringsfase van het project, doet volgens de Raad voor Vergunningsbetwistingen niet ter zake.
Het arrest sluit aan bij dat van 12 november 2020 over de onmogelijkheid tot regularisatie. Op het moment dat de bronbemaling aangevraagd wordt, is het oordeel over de m.e.r.-screening al gevallen en kunnen er geen wijzigingen meer doorgevoerd worden. Voor de architect betekent het een toenemende complexiteit en studielast, waarbij een deel van de hydrologische en bemalingsstudies naar een vroeger stadium van het traject geschoven moeten worden om een inschatting te kunnen maken van de bijbehorende milieueffecten. En met de grondwatertrein op 1 januari 2025 zal de situatie waarschijnlijk nog complexer worden.
Meer informatie hierover vind je in ons artikel: MER(-screening)? Let op met bronbemaling!