Onderbelichte discipline
Wayfinding is voor architecten geen onbekend begrip. Iedereen erkent dat mensen op een vlotte manier hun weg moeten vinden door zowel stad als gebouw. In de luchthaven kan een goede wayfinding het verschil maken tussen je vlucht missen of halen, in het ziekenhuis zorgt het ervoor dat je tijdig de juiste hulp vindt, en tijdens een uitstap met kleine kinderen voorkomt het dat je gefrustreerd naar huis vertrekt met een krijsende peuter met natte broek op de arm omdat je de toiletten niet snel genoeg kon vinden.
Toch is de volle draagwijdte van het begrip volgens Mattiello ook bij architecten nog niet helemaal doorgedrongen. "Wayfinding draait om meer dan enkel de weg vinden van A naar B. Het gaat erom dat je te allen tijde weet waar je bent, dat je gemakkelijk weer terug geraakt en dat je daar een positieve beleving aan overhoudt. Uiteindelijk heeft wayfinding een uitdrukkelijke invloed op hoe goed of slecht mensen zich in een gebouw voelen, ongeacht of dat een meergezinswoning, kantoorgebouw of publieke instelling is."
Nog minder inzicht is er volgens Mattiello in wat wayfinding design precies inhoudt. "Uiteraard besteden architecten veel aandacht aan de organisatie van en circulatie in een gebouw, maar onze omgeving is inmiddels zo complex geworden dat een extra informatielaag onontbeerlijk is. Alleen heerst daarover nog steeds het misverstand dat wayfinding gelijkstaat aan signalisatie. Blijkt bij ingebruikname van een gebouw bijvoorbeeld dat mensen er hun weg niet kunnen vinden, dan is de eerste reflex meestal om nieuwe bordjes toe te voegen. Zonder strategie, zonder consistentie en zonder de ontwerpers erbij te betrekken. Dat creëert echter alleen maar nieuwe lagen van onsamenhangende informatie, zonder ook maar enige link met de omgeving en met verwarring en een uitholling van ruimtelijke kwaliteiten tot gevolg. Signalisatie is een centraal instrument van wayfinding, maar het is allerminst de kern van wayfinding design."
Nood aan een systeem
Waar wayfinding design zich wel op richt, is de ontwikkeling van strategieën en systemen afgestemd op zowel het gebouw als de profielen van de gebruikers. Zo’n systeem omvat niet alleen het volledige grafisch ontwerp van de signalisatie, maar gaat ook op zoek naar de beste route om verschillende gebruikersstromen op te vangen, bepaalt waar de beslissingspunten zich bevinden en legt vast hoe informatie vereenvoudigt kan worden in functie van een leesbare omgeving.
"In de basis gaat het erom dat iedereen de informatie krijgt die hij nodig heeft, op exact de plaats en het moment dat hij die nodig heeft. De mens is dus een centrale pijler in het ontwikkelen van een wayfindingstrategie. Wie is het? Wat is zijn culturele achtergrond? Wat zijn zijn verwachtingen en behoeftes? Welke eventuele beperkingen heeft hij? Hoe verplaatst hij zich door de ruimte of het gebouw? Wordt hij misschien ergens door afgeleid of gestresseerd? Het zijn allemaal zaken die beïnvloeden hoe iemand zich tot een ruimte verhoudt, en hoe je er bijgevolg best mee communiceert."
Verder zoekt een goed wayfindingsysteem bewust verbinding met context en architectuur. Het houdt rekening met de functie en eventuele geschiedenis van een gebouw, met de (visuele) identiteit van de instelling, met de materialisatie, de architecturale vormentaal en zelfs de technische mogelijkheden. "Sommige architecten denken dat signalisatie afbreuk doet aan hun ontwerp, maar de reden daarvoor is dat het vaak een afterthought is. Wie wayfinding design van meet af aan in het ontwerpproces betrekt, zal zien dat signalisatie en architectuur elkaar net heel erg kunnen versterken."
Basisprincipes
In wezen is elke wayfindingstrategie uniek. Elk gebouw heeft een eigen context, een specifiek gebruikersprofiel, gedrag en culturele achtergrond, een eigen vormentaal, enzovoort. Toch zijn er een aantal basisvoorwaarden waaraan elk goed wayfindingsysteem moet voldoen. Daar heb je ook als architect je aandeel in.
Leesbare architectuur
Een goede wayfinding begint bij een leesbare ruimte. Een logische configuratie van functies en duidelijke hiërarchie of differentiatie van ruimtes zorgt ervoor dat mensen op een intuïtieve manier door een gebouw kunnen navigeren. De ingang en de receptie moeten direct herkenbaar zijn en ook de verticale circulatie kan op een architecturale manier kenbaar gemaakt worden. Landmarks fungeren als herkenningspunten en aangename open ruimtes zorgen ervoor dat mensen van nature vertragen en er ontmoetingsplekken ontstaan.
"De organisatie en configuratie van een gebouw bepaalt in de eerste plaats de afstand die bezoekers moeten afleggen, maar heeft ook invloed op hun verwachtingen en ervaringen. Hoe eenvoudiger en overzichtelijker, hoe beter. Zo zijn we momenteel bezig met de herwerking van het wayfindingsysteem van het Ziekenhuis Oost-Limburg in Genk, waar de hele strategie van het systeem geënt is op het binnenplein als centraal herkenningspunt."
Een overmatig complexe architectuur kan het wayfindingvraagstuk dan weer bemoeilijken. "Een wayfindingsysteem kan niet altijd alles oplossen. Soms is de architectuur simpelweg onvoldoende intuïtief of is er een mismatch tussen het gebouw en de interne organisatie van activiteiten."
Beslissingspunten
Hoe intuïtief de organisatie van een gebouw ook moge zijn, er komt altijd wel een punt waarop de gebruiker een beslissing moet nemen over welke richting hij uitgaat of welke deur hij binnenstapt. Een goede wayfindingstrategie organiseert zich rond die beslissingspunten. Ze identificeert ze, zorgt ervoor dat de juiste informatie beschikbaar is en dat die informatie zich op een duidelijk zichtbare plek bevindt. Architectuur kan dit principe ondersteunen door beslissingspunten in aantal te beperken en op een consistente manier te articuleren of ruimte te geven.