Soms eisen de druk, stress en uitdagingen waarmee architecten worden geconfronteerd een tol op zowel hun fysieke als mentale gezondheid. Helaas blijft het bespreken van moeilijkheden en nare ervaringen vaak in de taboesfeer hangen, waardoor eerlijke en genuanceerde gesprekken over dit onderwerp zeldzaam zijn. In dit eerste artikel van een tweedelige reeks, laten we twee (ex-)architecten aan het woord. Beide liepen in het uitoefenen van hun beroep tegen de grenzen van hun persoonlijk welzijn aan. Ze leerden harde lessen en slaagden erin de balans in hun leven te herstellen.
Ann* (48 jaar): “Mijn burn-out is een zegen gebleken”
“Het is acht jaar geleden dat ik weggleed in een burn-out waaraan zowel mijn persoonlijk als mijn professioneel leven hadden bijgedragen. Ik was veertig, had jonge kinderen, de verbouwingen van ons huis en ons kantoor waren net achter de rug en ik stond samen met drie andere vennoten – waarvan één mijn man was – aan het hoofd van een architectenkantoor met zeven mensen. De zaken gingen goed. Ik was heel ambitieus en gedreven: bijna elke avond nadat ik de kinderen in bed had gestopt, ontving ik nog opdrachtgevers thuis of zat ik tot ’s nachts te ontwerpen. De druk om het zowel op privé- als op professioneel vlak heel goed te doen was enorm. De grootste last was het besef dat meerdere gezinnen financieel afhankelijk waren van ons kantoor en het werk dat ik binnen haalde. Die verantwoordelijkheid viel mij heel zwaar. In het laatste jaar voor mijn burn-out waren er veel discussies onder de vennoten: twee – waaronder ikzelf – vonden dat ons kantoor moest groeien, terwijl de twee andere – waaronder mijn man – dat helemaal niet nodig vonden. Zij waren aan zet in de uitvoeringsfase, terwijl ik aan het begin van het traject stond: ik deed drie à vier prospectiegesprekken per week, maakte alle ontwerpen en moest de projecten in bouwaanvraagfase krijgen. Ik kon het tempo niet langer aan en wou mensen aanwerven die taken van mij konden overnemen. Naar mijn mening waren we klaar om mee te doen aan wedstrijden, om grotere projecten met hogere erelonen aan te nemen en ons anders te profileren. Maar groeien kost ook energie: we kwamen er echt niet uit en op een bepaald moment balanceerde ik op de rand van uitputting.”
Diep in het rood
“Toen mijn huisarts de diagnose stelde, dacht ik dat een aantal weken bouwverlof wel zouden volstaan om te recupereren. Ik wou niet inzien hoe ernstig het was, terwijl de signalen nochtans duidelijk en talrijk waren. Zo kon ik niet meer op banale woorden komen, vergat ik belangrijke afspraken met klanten, legde ik mijn sleutels op de raarste plaatsen, ging ik in de clinch met opdrachtgevers, zat ik wekelijks bij de kinesist voor nek- en rugklachten, ... Achteraf gezien was ik ook al een hele tijd mezelf niet meer: mijn enthousiasme en opgewektheid hadden plaats gemaakt voor cynisme. Na een reis naar New York was er geen ontkennen meer aan; ik geraakte niet van mijn jetlag af en op kantoor kwam er nog amper iets uit mijn handen. Gelukkig had ik op aanraden van mijn huisarts al een afspraak met de psychiater. Ik zei haar dat ik halftijds aan de slag wou, maar zij gaf me twee opties: volledig stoppen en er relatief snel weer bovenop komen of blijven werken en nog lang met de klachten blijven zitten. Dat was haar manier om tot me door te dringen en me te doen inzien dat ik diep in het rood stond. Ik kreeg het advies om thuis te blijven en niets te doen. Zelfs wandelen, opruimen of sporten raadde ze af.”
Graven
“Wat er dan gebeurde? Twee maanden lang sliep ik dag en nacht. Ik was nog net in staat om mijn kinderen, die toen tien en acht jaar waren, van school te halen en hen snel in elkaar geflanst eten voor te schotelen. In het begin nam ik angstremmers en slaapmiddelen, maar omdat ik daar niet afhankelijk van wou worden, stopte ik er vrij snel mee. Het was duidelijk dat ik aan mezelf moest werken: wekelijks ging ik op gesprek bij de psychiater en zocht ik naar de oorsprong van mijn groot verantwoordelijkheidsgevoel, mijn drang om te groeien en de veel te kritische blik naar mezelf. Dat ‘graven’ vroeg tijd, was doodvermoeiend en allesbehalve leuk, maar het hielp mij er terug bovenop te komen. Het vele huilen was niet voor niets: ik leerde mezelf aanvaarden zoals ik ben en dat is voor mij de grootste winst van die burn-out. Vroeger dacht ik dat ik even georganiseerd of detaillistisch moest zijn als mijn vennoten en probeerde ik mezelf te veranderen, terwijl ik nu mijn eigenheid kan omarmen. Mild kunnen zijn voor mezelf is nu op belangrijke momenten mijn redding.”
Koude douche
“Na vier maanden intensieve begeleiding voelde ik dat het beter ging en stelde ik voor om terug te keren naar het kantoor. Ik wou gradueel aan de slag, te beginnen met één werkdag per week. Het leek me logisch aangezien ik nog betaald werd – dat hadden we immers zo opgenomen in de statuten. Helaas kreeg ik een koude douche over me heen: mijn vennoten wilden een garantie dat ik niet zou hervallen. Er was geen begrip of ondersteuning en dat raakte me diep, temeer omdat ik er zelf ook voor hen was geweest toen zij nog lang voor mij (bijna) waren uitgevallen. Er volgden nog gesprekken, maar het was duidelijk dat het vertrouwen tussen ons weg was. Uiteindelijk besloot ik om uit de vennootschap te stappen zodat ik mezelf en mijn relatie zou kunnen redden, zeg maar. Ik zocht en vond een vaste job en een maand later gebeurde wat al lang in de lucht hing: mijn man en ik gingen uit elkaar.”
“Mild kunnen zijn voor mezelf is nu op belangrijke momenten mijn redding” ~ Ann*
Waardevolle skills
“Ondertussen zijn we acht jaar, een nieuwe partner en twee jobs verder en kan ik zeggen dat mijn burn-out een zegen is gebleken. Ik sta anders in het leven en ga beter om met de werk-privébalans. Ik weet nu wat mijn triggers zijn en herken rode vlaggen, ook bij andere mensen. Begin ik mijn sleutels op rare plaatsen te leggen, dan weet ik dat ik gas terug moet nemen. Het ‘falen’ deed me een weg inslaan die ik anders nooit had overwogen. Ik hou van architectuur, maar ik hou evenveel van mijn huidige job. Als leidinggevende bij een facilitair bedrijf sta ik nu aan het hoofd van meer dan 100 mensen en de knowhow die ik als architect en ondernemer verwierf, komen me nog steeds van pas. Ik begeef me nog steeds graag onder architecten, maar ik hoef niet meer zo nodig zelf te ontwerpen. Het voelt als een overwinning weer de enthousiaste en vrolijke Ann van vroeger te zijn. Dat ik mijn carrière als architect niet op een mooie manier kon afronden, vind ik wel nog altijd heel jammer. Een mooi verzoeningsgesprek met mijn vennoten had me deugd gedaan. Hopelijk komt dat er ooit nog van.”
* Om anonimiteit te waarborgen, werd de naam van de getuige veranderd.
De leerpunten van Ann
- Praat met collega’s over je (mentale) problemen. Meer openheid in de sector kan ervoor zorgen dat het taboe langzaamaan afneemt en dat lotgenoten zich minder alleen voelen.
- Besef dat je niet voor alles en iedereen verantwoordelijk kunt zijn in je kantoor.
- Schakel op tijd medische hulp in als je voelt dat je de grip op je leven aan het verliezen bent.
- Alleen is maar alleen, het is goed om je te groeperen. Vennoten zijn zoals levenspartners: je leert hen telkens opnieuw kennen. Soms lukt het om samen te blijven, maar soms ook niet. Dat is een risico, maar wel een risico dat het overwegen waard is.
- Wees mild voor jezelf en probeer jezelf niet te veranderen.
- Heb geen schroom om een correct ereloon te vragen. Het helpt je financiële zorgen te vermijden.
Jonas (33): “Mijn werk werd een ideaal excuus om niet aan mijn angsten te moeten denken”
“Architect worden was van kleins af mijn droom en toevallig ook die van mijn vriendin, dus volgden we samen een opleiding architectuur in Gent. Van bij het begin stond er geen maat op onze gedrevenheid. Ik studeerde af met grote onderscheiding, zij werd laureate en niet veel later richtten we samen een kantoor op. We namen architectuur heel serieus: elk project moest grensverleggend zijn, onze plannen waren uiterst gedetailleerd, ... Je zou kunnen zeggen dat onze passie naar een obsessie neigde, maar we werden er ook wel voor beloond – onder andere met een plaatsje in het Belgisch paviljoen op de Biënnale van Venetië en verschillende publicaties – dus gingen we door. Het ging goed. Tot ik drie jaar geleden, zonder enige waarschuwing, een half uur durende paniekaanval kreeg. Het was een grauwe winteravond: ik was onderweg naar een infosessie over veranderde regelgeving en werd opeens misselijk, kreeg hartkloppingen, begon te zweten én te rillen, werd duizelig en dacht dat ik zou flauwvallen. Een heel beangstigende ervaring waar ik fysiek een week van moest bekomen. Vanaf dat moment veranderde mijn leven compleet: ik voelde een overweldigende angst voor situaties waarin het moeilijk kon zijn te ontsnappen of hulp te krijgen bij een paniekaanval. Hierdoor durfde ik niet meer naar lezingen en bijscholingen te gaan, kreeg ik het benauwd in kleine en grote ruimtes en naar concerten gaan, boodschappen doen of zelfs gewoon wandelen in de natuur werden onmogelijk.”
Cognitieve gedragstherapie
“In het begin was alleen mijn partner op de hoogte en probeerde ik mezelf te helpen via een online programma, maar dat bleek niet voldoende. Na een lichte paniekaanval bij mijn ouders, liet mijn vader me contact opnemen met een klinisch psycholoog, gespecialiseerd in cognitieve gedragstherapie. Ik bleek een gegeneraliseerde angststoornis te hebben, gecombineerd met agorafobie. Om mijn leven terug in handen te krijgen, volgde ik intense therapie en begon ik antidepressiva te nemen. Hoewel er bijwerkingen zijn, ben ik blij dat ik die stap heb gezet want de medicatie ondersteunt de gedragstherapie. Dat ik nu al een jaar geen paniekaanvallen meer heb, dank ik aan beide.”
“Het duurde lang vooraleer ik een link kon of wilde leggen tussen mijn probleem en mijn job. Integendeel: mijn enthousiasme en motivatie bleven eerst onveranderd en mijn werk werd een ideaal excuus om niet vaak buiten te komen en niet aan mijn angsten te moeten denken. Het interessante aan gedragstherapie is dat je zowel je gedrag als je context analyseert. Door concrete situaties te bespreken met mijn therapeut en samen uit te zoeken hoe ik die kon beïnvloeden, leerde ik mijn gedachtegang veranderen en begon ik me anders te gedragen naar opdrachtgevers en aannemers.”
“Ik was heel goed in mijn angst maskeren: knallen op de werfvergadering en dan achteraf bibberen in de auto” ~ Jonas
Triest en hoopvol
“Gaandeweg begon het mij te dagen dat mijn beroep wél aan mijn welzijn knaagde. Zo clasht mijn perfectionisme met de laksheid van veel (niet alle!) aannemers. Ook dossiers die wijzigen door impulsieve beslissingen van opdrachtgevers of onzinnige klachten van buren beuken in op mijn streven naar perfectie. Ik besef dat dit bij ons beroep hoort, maar voor mij wegen die zaken nu eenmaal zwaar. Een ander aspect is de gebrekkige verloning. Mijn partner en ik hebben er alles aan gedaan om onze erelonen naar een aanvaardbaar niveau op te trekken, maar opdrachtgevers vergelijken en kiezen vaak voor de goedkoopste, zelfs al onderstreep je de meerwaarde van je werk en heb je een goed cv. Toen wij ons kantoor opstartten, betaalden onze ouders de huur van ons appartement. Nu willen we een gezin, zelf een huis verbouwen, maar hebben we te weinig kapitaal. We zitten vast. Ook in de alsmaar complexere en snel veranderende regelgeving geraak ik de weg kwijt. De stressfactoren zijn zo talrijk dat mijn partner en ik heel recent besloten hebben om ons architectenkantoor binnen een jaar te ontbinden. Ik wil focussen op werk waarbij ik de touwtjes in handen kan houden en er niemand tussen het ontwerp en de uitvoering kan komen fietsen. Hoe ik me daarbij voel? Triest en hoopvol tegelijk. Ons land heeft zo’n nood aan kwalitatieve architectuur en het doet me pijn dat ik hier niet meer aan zal kunnen meewerken.”
Extreme sport
“Intussen ligt mijn eerste paniekaanval drie jaar achter mij. Al die tijd ben ik blijven doorwerken, zij het wel aan een lager tempo want anders had ik niet aan mezelf kunnen werken. Klanten en aannemers hebben nooit iets gemerkt want ik was heel goed in mijn angst maskeren: knallen op de werfvergadering en dan achteraf bibberen in de auto. Ik ga nog om de zes weken naar de psycholoog en heb verschillende manieren ontwikkeld om met stress om te gaan. Eén van mijn copingmechanismen is wekelijks kitesurfen. Een extreme sport omdat ik iets moet doen met mijn adrenaline. Omdat ik constant hyperventileerde, leerde ik anders ademhalen en natuurlijk gedraag ik me nu anders als architect. Ik kan niet iedereen gelukkig maken, dus focus ik nu alleen nog op wat ík belangrijk vind en tracht ik daarin perfect te zijn. Als je goed uitlegt aan je opdrachtgevers waarom iets volgens jou niet kan, dan volgen ze wel. Ik voel aan wanneer ik mijn eigen grenzen overschrijd en ben in staat om snel rechtsomkeer te maken.”
“Was het anders gelopen mocht ik beter voorbereid zijn tijdens mijn studies? Dat weet ik niet. De waarschuwing dat er met architectuur weinig geld te verdienen valt, viel bij mij in dovemansoren. Daarvoor was ik veel te gepassioneerd. Volgens mij zouden architecten aan het begin van hun carrière constructieve bijstand moeten krijgen van een mentor. Dat kan een stagemeester zijn maar ook iemand van buiten de architectuurwereld, zoals mijn therapeute. Had ik haar niet gehad, dan was ik hier nooit zo sterk uitgekomen.”
De leerpunten van Jonas
- Probeer niet iedereen tevreden te houden, want dat kan niemand. Als architect mag je voor jezelf en je eigen ideeën gaan. Kun je niet achter een (impulsieve) beslissing van je opdrachtgever staan, doe het dan niet. Mits een goede uitleg begrijpt hij of zij dat wel.
- Besef dat je energie niet allemaal in je werk maar ook in jezelf moet gaan om het vol te houden. Door bijvoorbeeld te sporten kun je de overtollige adrenaline in je lichaam kwijt, waardoor je je rustiger en meer ontspannen voelt.
- Elke architect kan baat hebben bij gedragstherapie. Ons gedrag en onze manier van communiceren met andere partijen in een bouwproces beïnvloeden immers in een grote mate ons werk.
Katrien Depoorter
Projectmanager pers en communicatie
Netwerk Architecten Vlaanderen