Naar tweejaarlijkse gewoonte verschijnt het nieuwe architectuurboek Vlaanderen van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) dit najaar. Dit boek is al aan zijn zestiende editie toe en brengt steeds de meest spraakmakende architectuur uit Vlaanderen en Brussel in kaart. De eer om op de cover van deze editie de staan, gaat naar de Deelfabriek in Kortrijk. Een transformatie van een oude brandweerkazerne tot een ontmoetingsplek waar burger-, buurt- en stadsinitiatieven elkaar vinden. Architectenbureau ATAMA is met deze uitdagende renovatie niet aan zijn proefstuk toe. Zaakvoerder Bram Aerts is ervan overtuigd dat transformatieprojecten in de toekomst alleen maar in aantal zullen stijgen. “De ruimte is schaars, de vrije loten zijn beperkt en er is heel veel voor te zeggen om voorzichtig om te springen met de overblijvende grond en bestaande gebouwen.”

Bram Aerts en Carolien Pasmans richtten in 2011 TRANS architectuur & stedenbouw op. TRANS mocht zich al snel winnaar noemen van talrijke wedstrijden zoals het RITCS in Brussel en het Design Museum Gent. Het ontwerpbureau TRANS werd later omgedoopt tot ATAMA - Atelier for Transformative Architecture & Masterplanning. Bram Aerts geeft daarnaast les aan de Faculteit Architectuur KU Leuven Campus Sint-Lucas Gent, treedt op als auteur en geeft lezingen in binnen-en buitenland.

Een scherpe analyse van het bestaande

ATAMA heeft een portfolio met veel transformatie-, renovatie- en herbestemmingsopdrachten. Hoe starten jullie doorgaans aan zulke projecten?

Bram Aerts: “Bij de start van elke opdracht laten we ons inspireren door projecten die we al kennen, bezocht hebben, waar we van doordrongen zijn. Er zijn helaas meer goede voorbeelden van nieuwbouwprojecten terug te vinden dan van transformaties.”

“Een scherpe analyse van het bestaande en de context is essentieel. Dit geldt trouwens zowel voor nieuwbouw als voor een te transformeren gebouw of site. In zekere zin is elk project een transformatie. Elk stuk grond, gebouw of elke kavel die je aanpakt, ondergaat een verandering. Het is iets wat we van een lezing van Stéphane Beel ontlenen en dat is heel erg waar. Specifiek voor transformatieprojecten merken we dat het belangrijk is om heel ver te gaan in de analyse van die gebouwen.”

“We gaan steeds op zoek naar de grijze gebouwen, de gebouwen die eigenlijk niet goed genoeg zijn om bij te houden, maar te goed om af te breken. Die gebouwen, vaak van de jaren ’60, ’70 of ’80, zijn vaak al vier of vijf keer intern gereorganiseerd. Dat is niet onze manier om aan transformaties te werken. Wij willen die gebouwen echt fundamenteler aanpakken en klaarzetten voor nog eens vijftig of honderd jaar. We willen heel veel feiten verzamelen over de gebouwen zodat we intelligente antwoorden op de gestelde vragen kunnen formuleren.”

“Hoe we er dan ontwerpmatig mee aan de slag gaan, dat is onmogelijk algemeen te zeggen. Dat hangt van elk gebouw en elke site apart af.”

Een strijd die niet te winnen valt

Wat is jullie visie over behoud? Hoe maken jullie de afweging?

Bram Aerts: “We vinden het heel aangenaam om verder te schrijven aan het verhaal van een gebouw. We proberen naar waarde te schatten wat er is en, indien waardevol, te behouden. We hebben absoluut niet de ambitie om een bepaalde signatuur aan een gebouw toe te kennen. We weigeren te strijden met het bestaande gebouw. Het is een strijd die niet te winnen valt. Dit betekent dat we bijna verdwijnen. Alleen het geoefende oog zal opmerken waar het oude gestopt is en waar het nieuwe begint.”

Lenigheid is gezond

Ik kan me voorstellen dat het afstellen van de wensen van de toekomstige gebruikers op een bestaand gebouw vaak een uitdaging is. Welke principes hanteren jullie hierbij?

Bram Aerts: “We hebben het geluk om met heel goede opdrachtgevers samen te werken die vaak hun huiswerk goed gemaakt hebben. Dat is belangrijk. Een bestaand gebouw leidt vaak tot enige lenigheid en lenigheid is gezond. Te star nadenken over een programma van eisen kan beklemmend zijn. We merken dat er een soort van ontspanning en vreugde ontstaat als we bouwheren kunnen verrassen door een bepaald programma in een onverwachte ruimte te organiseren.”

“Als concreet voorbeeld kunnen we kijken naar de aantrekkingskracht van wonen in een loft. Mensen hebben dat graag omwille van de genereuze daglichttoettreding, de wat hogere plafondhoogtes, de directe aanwezigheid van structuur, van materialiteit die wat atypisch is. In een bestaand gebouw zijn deze elementen op een evidente manier aanwezig. In tegenstelling tot bij een nieuwbouw hoef je deze keuzes al niet meer te verdedigen. In die zin zijn transformatieve projecten vaak heel prettige projecten. Je gaat minder het platgetreden pad volgen. Je zit te werken in een brandweerkazerne of je koopt je kledij in een ruimte waar de brandslangen werden gekuist. Het nuanceert en relativeert heel veel.”

“Uiteindelijk proberen we altijd, zowel voor nieuwbouw als voor transformatie, veranderingsgericht te bouwen. In dat opzicht is een programma zeer relatief aan de start van het ontwerp.”

Deelfabriek 1
Deelfabriek 4

Deelfabriek Kortrijk. Een atypische herbestemming waarbij ATAMA de inherente kwaliteiten van het bestaande gebouw respecteert en toch een manier vindt om aan de wensen van de diverse gebruikers van het gebouw te voldoen. © Farah Fervel (in opdracht van Vlaams Architectuurinstituut)

Minimaal interveniëren

Jullie Deelfabriek in Kortrijk siert de cover van het nieuwe Architectuurboek Vlaanderen van het VAi. Proficiat daarvoor! Hoe is dat project tot stand gekomen?

Bram Aerts: “Als ik het me goed herinner, hebben we de wedstrijd, uitgeschreven door stad Kortrijk, gewonnen omdat we eruit sprongen door onze relatief atypische manier van omgaan met het bestaande en het programma. Het programma van de Deelfabriek bestaat uit het aanbieden van ruimte aan een aantal Deelfabriekers. Initiatieven die gericht zijn op delen eerder dan eigenaarschap. Het gaat om uitwisselen van speelgoed, fietsen, kledij, materiaal voor huisdieren, … Het is hierbij de bedoeling mensen te empoweren om sterker te staan in de maatschappij. Het gaat om een verzameling van kleine initiatieven die kleine ruimtes vragen.”

“Dit programma staat loodrecht op de beschikbare ruimtes, zijnde een oude brandweertoren en een grote hal waar de brandweerwagens klaar stonden om uit te rukken. De gevraagde kleine ruimtes met elk hun etalage aan de straatzijde onderbrengen in de grote hal werkt niet. Daarom hebben we er resoluut voor gekozen de kwaliteiten van het bestaande gebouw te aanvaarden en te bewaren. We wilden absoluut vermijden om de grote ruimte op te delen met wandjes.”

“We hebben de grote hal behouden als een soort vrij invulbare ruimte waar evenementen kunnen plaatsvinden, waar een lezing kan gegeven worden. Maar ook waar elke Deelfabrieker afwisselend in de picture komt te staan.”

Deelfabriek 2

Deelfabriek Kortrijk © Farah Fervel (in opdracht van Vlaams Architectuurinstituut)

“Het is eigenlijk een café op de hoek met een enorm wisselend programma. We zijn ervan overtuigd dat het intensifiëren van activiteiten intrigeert en mensen aantrekt.”

“Dit had als gevolg dat de Deelfabriekers dieper in het bouwblok, weg van de straat, kwamen te zitten. Het was noodzakelijk om ervoor te zorgen dat je de mensen op een heel evidente manier naar hen toebrengt. Hiertoe hebben we samen met erfgoed beslist een gedeelte van het gebouw af te breken om voldoende daglicht binnen te trekken en zichtlijnen te organiseren. Op die manier ontstond er een binnenplein dat als publiek plein dient voor de Deelfabriekers.”

“Eén van de grote uitdagingen waar we voor stonden, is evident: in België moeten we bouwen met relatief beperkte tot zeer beperkte budgetten en de regelgeving wordt stringenter. Dat betekent dat je steeds minder kan doen en dat je zeer goed moet nadenken over wat je dan wel doet. Het inzetten van het bestaande, is niet alleen een basishouding binnen ons kantoor, maar is ook een slimme en strategische manier om met zo weinig mogelijk middelen zoveel mogelijk te doen.”

Designmuseum

Design Museum Gent. Een transformatie die de troeven van het bestaande gebouw maximaliseert en voor de nieuwbouw resoluut kiest voor duurzaamheid met een volledig circulaire gevelsteen. Door ATAMA i.s.m. Carmody Groarke en RE-ST. © Filippo Bolognese

Terreinwinst boeken op vlak van herbestemming

Ondertussen zijn jullie ook bezig met de transformatie van Designmuseum Gent. Hier hebben jullie een circulaire gevelsteen ontwikkeld: de ‘Gent Waste Brick’. De bewoners van Gent kregen de kans te helpen met de fabricatie ervan. Dat getuigt van een engagement om ook het sociale aspect te betrekken in het bouwgebeuren. Komt dit initiatief van jullie uit?

Bram Aerts: “We zijn ervan overtuigd dat het sociale aspect van architectuur van groot belang is. Maar helaas is er meestal geen ruimte of budget voorzien om participatieprojecten op touw te zetten. Bij Designmuseum Gent hadden we het geluk dat onze opdrachtgever iets zag in een idee waar we met de collega-ontwerpers mee bezig waren. Zij hebben beslist om daar een participatief traject aan te koppelen. Wij hebben als het ware de voorzet gegeven en het designmuseum heeft de bal op briljante manier binnengekopt. Ze hebben daar ook de publiekswerking en het netwerk voor.”

“Dat was slechts één van de duurzame aspecten van het project. Het hele project is gestoeld op dat principe. We zijn het gebouw van de jaren ’90 fundamenteel aan het transformeren. We halen er de kolommen uit, maken grotere zalen, we leggen vides dicht om zoveel mogelijk ruimte te creëren binnen het bestaande. Het nieuwe gedeelte is opgetrokken in houtskeletbouw en de circulaire gevelsteen. Het is een project waarbij we onmiddellijk terreinwinst boeken op het vlak van herbestemming, op het vlak van gebruik maken van wat er al is. We hebben hierbij vooral gekeken naar de winsten die we nu kunnen boeken op allerlei fronten: sociaal, cultureel, ecologisch, … Want we mogen daar geen tien jaar meer mee wachten. We mogen niet vervallen in theorieën en tabellen die beloven dat we het over dertig jaar goed zullen doen. We moeten vandaag vooruit of we zijn te laat.”

Techniek is ook architectuur

Bij renovatieprojecten komen vaak specifieke technieken, bouwwijzen en materialen naar voor. Hebben jullie het gevoel dat er genoeg aannemers en ingenieurs zijn die de nodige knowhow hebben? Hoe gaan jullie een bouwteam samenstellen voor dergelijke projecten?

Bram Aerts: “We hebben het geluk met grotere opdrachtgevers aan grote projecten te mogen werken. We zien dat veel aannemers verder staan dan veel architecten wat transformeren betreft. Het is belangrijk dat de aannemers gehoord worden door architecten. Anders gaan we opnieuw ten strijde met het gebouw en dat is niet de bedoeling. We zijn ook superhard gefascineerd door detailleren, door constructie, door structuur. Voor ons is techniek ook architectuur. We spreken niet over architectuur als een soort losgezongen discipline waar stabiliteitsingenieurs en technici iets aan toevoegen. Voor ons is een ventilatiekanaal evenveel aanwezig als een kolom of als het kleurenpalet van een ruimte. Dat is één en ondeelbaar. Rond de tafel zitten met alle partijen is dus een absolute prioriteit bij transformaties van bestaande gebouwen.”

Architectuurboek2024v2

Architectuurboek Vlaanderen N°16 - Antwoorden in verantwoordelijkheid

Antwoorden in verantwoordelijkheid, de 16e editie van het Architectuurboek Vlaanderen presenteert uiteenlopende antwoorden op de uitdagingen waar architecten, opdrachtgevers en beleidsmakers mee aan de slag moeten. Eenentwintig projecten, elf essays en zes fotografen belichten niet alleen de menselijke, financiële, materiële en ecologische aspecten van de gebouwde omgeving, maar onderzoeken ook het democratisch gehalte van beslissingsprocessen.

Triene

Triene Gheysens

Ir.-architect en copywriter