Laat me maar meteen een open deur intrappen: de mens is begerig. Allemaal worden we gedreven door een onverzadigbare honger naar verandering. Deze drang naar ‘anders’ kunnen we gebruiken om bij te dragen aan een betere wereld. Al zouden we er dan wel goed aan doen ‘beter’ niet langer te verwarren met ‘meer’ of ‘nieuw’, iets waar we aan deze kant van de aardbol erg goed in zijn geworden. We moeten ons heroriënteren, want de gevolgen van onze vergissingen zijn goed zichtbaar: we wonen te groot en te gespreid, produceren en consumeren vaak zonder nadenken en hanteren een ongezond comfortmodel. (Of vergis ik mij en zijn slimme koelkasten met ingebouwde camera’s echt cruciaal voor de mensheid?)

Verslikken in een donut

Betekent ‘beter’ alleen meer wel-vaart, of ook meer wel-zijn? Daar mogen we wel eens wat vaker bij stilstaan. Net zoals het belangrijk is om de oplossingen die we aandragen in vraag te stellen: hoe rechtvaardig en gezond zijn ze écht? Dragen ze bij aan een wereld die voor ons zorgt, zonder vervuilde lucht en grondwater? Kunnen de eindige bronnen van onze planeet deze oplossing aan? Of dreigen we ons te verslikken in een ongezonde donut? Voor wie deze knipoog niet herkent: in haar boek Donut Economics pleit Kate Raworth voor een verschuiving naar een economisch model dat rekening houdt met planetaire grenzen (anders dan het groeimodel) en visualiseert ze dat met een donut. De binnenste ring vertegenwoordigt de sociale fundamenten die mensen nodig hebben om te gedijen, en de buitenste ring geeft de ecologische grenzen aan die we niet mogen overschrijden. Daartussen: optimaal, daarbuiten: ongezond.

“Betekent ‘beter’ alleen meer wel-vaart, of ook meer wel-zijn?”

Hoe mooi zou het zijn een wereld te bewonen waarin iedereen opstaat met de wetenschap: er is genoeg, ik heb genoeg. Dat we daar nog ver van zijn, mag blijken uit de vraag die mijn boekhouder me onlangs stelde: “of het niet stilaan tijd werd een huis te kopen omdat dit een normale stap is voor mensen van mijn leeftijd”. Het klonk mij nogal dwingend en dogmatisch – weer iets dat niet (goed) genoeg is. En dat terwijl ik steeds meer leeftijdsgenoten geluk zie vinden in omgebouwde busjes, off-grid tiny houses, coöperatieve huur, samenwonen, … ‘Het normaal’ staat, gelukkig, in de praktijk niet stil. Niet eens zo gek lang geleden deden generaties het in onze contreien met minder en dit bracht een enorme vindingrijkheid teweeg. Zo verzamelde mijn overgrootvader zorgvuldig plukjes schapenwol die aan het prikkeldraad waren blijven hangen, spon mijn overgrootmoeder die wol tot draden en breide ze daar vervolgens sokken voor het hele gezin mee. Wie kan dat nog? Zij het uit noodzaak, of uit vrije wil: ze beheersten de kunst van het delen en genoegen nemen met wat er is, ontwikkelden een andere set vaardigheden en daarbij ook een ander idee over wat ‘rijk’ zijn precies betekent.

Niet terug naar Bokrijk

Al pleit ik zeker niet voor ‘back to Bokrijk’, wel voor ‘back to basics’. Terug naar de kennis en waarden waarop de maatschappij van vroeger gestoeld was: terug naar ‘geven’ en ‘delen’ in plaats van ‘hebben’. Terug naar wat het algemeen belang dient. Terug naar een gezond ongemak waar we als mens zingeving en veerkracht uit halen.

Dat kan ook in onze sector. Een heel inspirerend artikel over ‘genoegen’ (lees het liever als werkwoord dan als staat) in architectuur lees je hier. Daarin bespreekt Maarten Lambrechts één van de sufficiëntie-experimenten bij archipelago architecten: het nieuwe hoofdkwartier van Greenpeace Belgium. Dit gebouw, een voormalige orgelfabriek, is ontworpen met een focus op minimale energie- en materiaalbehoeften. Daarvoor wordt een adaptief comfortmodel gebruikt dat rekening houdt met wisselende buitentemperaturen en de specifieke behoeften van verschillende gebruikers en activiteiten binnen het gebouw. Geen energie-intensieve systemen zoals airconditioning daar, wel natuurlijke ventilatie en strategische zonwering. Bovendien is de warmtepomp bewust klein gehouden om zowel energie als kosten te besparen. ‘Genoeg’ ontwerpen bevordert een bewuster, duurzamer ruimtegebruik – en dat werkt in beide richtingen, want architect en gebruiker dragen samen die verantwoordelijkheid. Archipelago illustreert dit helemaal, en van zulke baanbrekende projecten kunnen wij op onze beurt geen genoeg krijgen.

Sien

Sien Cornillie

Adviseur studiedienst

Netwerk Architecten Vlaanderen

Gerelateerde artikelen