De gewijzigde wet Laruelle stelt dat de activiteiten van de architect-rechtspersoon niet langer beperkt moeten worden tot de uitoefening van het beroep van architect. Naast de verplichte vermelding van de activiteit van architect, kan de architect-rechtspersoon ook andere verenigbare activiteiten in de omschrijving van haar doel laten opnemen (alle activiteiten met uitzondering van de aanneming van openbare of private werken).
De expliciete vermelding over de verruiming van de activiteiten van de architect-rechtspersoon, deed ons grasduinen in het vernieuwde wetgevende kader. Biedt deze wijziging voldoende bewegingsruimte voor de architect-ondernemer, of vormt de wet van 1939 nog steeds een te strak carcan dat ondernemingsvrijheid, innovatie en geïntegreerd bouwmeesterschap belemmert? Dragen daarnaast de wijzigingen ook bij tot het scheppen van een breder architecturaal kader waar ruimte is voor de huidige en toekomstige maatschappelijke uitdagingen? De circulaire transitie vraagt een polyvalente rol van de architect, waaronder die van ‘systeemveranderaar’.
Bij BC geloven we dat we ons niet alleen moeten richten op het ontwerp van infrastructuur, maar ook op het (her)ontwerpen van het proces om deze infrastructuur te genereren.
Sinds de oprichting van BC architects & studies in 2012, doen we uitgebreid onderzoek naar het bouwproces en de traditionele rolverdeling tussen bouwheer, architect en aannemer. BC gaat op zoek naar een meer integrale benadering van dit proces, waarbij de bouwheer soms ook bouwt, de ontwerper materialen produceert of de aannemer mee ontwerpt. Wanneer ontwerpers ook betrokken willen zijn bij de productie en aanwending van specifieke bouwmaterialen, duiken er echter heel wat vragen op rond organisatie en regelgeving.
Het keurslijf van de architect en de dienstendeling van de specialisering
De multidisciplinaire rol van de architect en bouwmeester heeft sinds de 19e eeuw geleidelijk aan plaatsgemaakt voor meer en nieuwe experten in het bouwproces. De toenemende complexiteit van het bouwen en de regelgeving duwden de architect alsmaar meer in de rol van generalist en manager. Hierbij dreigt de architect de voeling met het bouwen an sich te verliezen, en soms te veel af te hangen van de experten die hem of haar omringen.
De diepgaande specialisering maakt dat elke expert op zijn eigen taak terugvalt en er doorheen het gehele proces verantwoordelijk voor is. Deze opdeling van diensten is vergelijkbaar met de opdeling van arbeid. Wat door Max Weber beschreven is als een kenmerk van bureaucratische organisatie en als het proces waarbij werk wordt opgesplitst in gespecialiseerde taken, zodat individuen of groepen zich toeleggen op specifieke onderdelen van het productieproces. Op dezelfde manier garandeert de opdeling van diensten een eenduidige verantwoordelijkheid en dus ook een duidelijke bescherming via strak gedefinieerde verzekeringspolissen. Bij mogelijke onenigheden kan op een relatief eenvoudige wijze worden uitgemaakt wie de lasten draagt. Het is een strakke en efficiënte werkwijze, analoog aan geïndustrialiseerde productieprocessen, die voor de construction business as usual uitermate goed werkt.
“Ook architecten herkennen zich in deze voortschrijdende vervreemding door bureaucratisering en specialisering”
De wet van 1939 – die de positie van de architect stevig verankerde in de huidige klassieke driehoeksverhouding bouwheer, architect, aannemer – laat daarenboven weinig, of correcter, geen bewegingsruimte toe als het gaat om participatie op de werf. De architect wordt per definitie de handen op de rug gebonden, werfbezoeken dienen louter om te observeren en te controleren. Dit leidt onvermijdelijk tot discussies na uitvoering tussen bouwer en ontwerper, wat bij een grotere gedeelde en vooral meer actieve betrokkenheid van beide partijen sterk gereduceerd zou worden en meer wederzijdse empathie zou creëren.
Weber zag eveneens in deze arbeidsdeling een oorzaak van de vervreemding van werk, waarbij werknemers minder betrokken zijn bij het eindproduct en ze hun werk minder zinvol ervaren. Ook architecten kunnen zich herkennen in deze voortschrijdende vervreemding door bureaucratisering en specialisering van hun werk over de decennia heen. Door deze uitbesteding via specialisaties gaat een essentieel proces van deep integrated learning verloren.
Productie leemstenen - Fort V Edegem © BC architects
Grijze zones
Verschillende samenwerkingsvormen zien vandaag het licht om de toenemende complexiteit bij de start te integreren. Structuren zoals ‘design and build’ of ‘bouwteam’ proberen de problematieken te counteren. Toch merken we dat de maatschappelijke rol van architectuur en de wil tot innovatie tijdens het ontwerpproces vaak verloren raakt. Gewoonlijk uit argwaan om bouwprocessen te wijzigen, uit schrik voor de risicomijdende experts die veto’s kunnen uitspreken of voor financiële onbekendheden, zeker wanneer de wedstrijd of opdracht eenmaal gewonnen is.
Maar al te vaak bezitten aannemers vandaag bouwexpertises waar architecten weinig weet van hebben of weten materiaalproducenten toepassingen die aannemers nog niet onder de knie hebben.
“Het is net dankzij kruisbestuiving tussen de verschillende bouwactoren dat er kennisoverdracht en nieuwe inzichten ontstaan”
Wanneer het aankomt op het herdenken van actuele bouwprocessen of op de markt zetten van nieuwe producten, is intensieve samenwerking tijdens prototypering en uitvoering noodzakelijk. Het vormen processen waar trial and error mogelijk moet zijn, waar ervaringen gedeeld kunnen worden en waar elke partij als actor moet handelen binnen een breed netwerk. Een ruimte waar het algemeen belang primeert boven het eigenbelang, vraagt samenwerkingsvormen die de standaard ‘bouwdriehoek’ of de bouwteams van vandaag overstijgen.
Vandaag moet er al te vaak creatief met de wet omgegaan worden om ruimte voor experiment en innovatie te voorzien. We zijn van mening dat de nieuwe wetswijzigingen nog steeds tekortschieten. De enorme stappen die vandaag binnen de strobalen-, leem- en andere biogebaseerde bouw zijn gezet, zouden niet mogelijk geweest zijn indien architecten, aannemers, materiaalproducenten en opdrachtgevers de opgelegde deontologische scheiding gevolgd zouden hebben. Het is net dankzij de kruisbestuiving tussen de verschillende actoren, zowel in het voortraject als in de uitvoering ervan op de werf, dat er kennisoverdracht en nieuwe inzichten ontstaan.
Naar meer bewegingsruimte?
In Frankrijk werd in 2017 een wetsvoorstel ingediend onder de titel “permis de faire” die de starheid van de bouwvoorschriften ongedaan wil maken. Zo werd gesteld dat de wet de bouwsector toestemming geeft om bepaalde regels te omzeilen, op voorwaarde dat de doelstellingen op een andere manier worden bereikt.
“De reeks uitzonderingen, intrekkingen en andere overschrijdingen van de regelgeving zouden vervolgens geleidelijk kunnen evolueren naar een nieuwe globale houding ten opzichte van de norm. Op die manier krijgt het principe van een afwijking van de regelgeving zijn echte experimentele functie: het wordt het laboratorium voor een nieuwe normativiteit, flexibeler maar niet minder veeleisend in wat het toestaat om in te voeren.”
Er zijn parallellen tussen het wetsvoorstel van onze zuiderburen en de zogenaamde experimentregelgeving (ER) en regelluwe zones (RLZs) opgestart door de Vlaamse regering met het oog op een betere wet- en regelgeving, aanwakkeren van innovatie en groei of het stimuleren van duurzaamheidstransities. Zo past men vandaag ER toe voor experimentele woonvormen en voor het ontwikkelen van een nieuw experimenteel wetgevend kader voor cohousing.
Hoewel beide voorstellen zich meer toespitsen op de werkelijke bouwverordeningen, zouden we ons kunnen inbeelden dat in projecten waar de vervaging tussen architect-aannemer-bouwheer noodzakelijk is, we een ER toepassen. Hierbij zou een commissie, zoals een bouwmeester, de waarde en relevantie van het voorgestelde onderzoek kunnen beoordelen en tegelijk de betrokken actoren de nodige rechtszekerheid en garanties bieden. The proof of the pudding is in the eating.
The act of building
Terwijl we het belang van de onafhankelijkheidsposities en de bescherming van de bouwactoren in construction business as usual onderschrijven, vormt het evenzeer een rem op de ontwikkeling van nieuwe en innoverende samenwerkingsvormen en bouwprocessen. Zelfs met nieuwe beroepsuitbreidingen en activiteiten – wat we zeer toejuichen – blijven de spelregels in het werkveld dezelfde: een opsplitsing en uitspecialisering van verantwoordelijkheden, verankerd in de bouwdriehoek architect-aannemer-bouwheer van de wet van 1939.
Voor ons is bouwen meer dan een ontwerpproces. Het bouwen als handeling is tevens ook de vorming van onderlinge relaties, de vorming van een gemeenschap. Het vormt een leer- en uitwisselingsmoment tijdens, maar evengoed ook na de realisaties. Ons handelen is onlosmakelijk verbonden met waar we ons begeven.
Binnen bestaande regelgevende kaders lijkt het ons noodzakelijk om in gecureerde gevallen van deze regelgeving te kunnen afwijken. We pleiten voor een verrijking van de architectuurdiscipline en de bouwwereld in het algemeen, door het opzetten van werkkaders waar structurele samenwerkingen over rolgrenzen heen kunnen plaatsvinden. Waar we innovaties, experimenteren en het herdenken van bouwprocessen stimuleren. Een bouwwereld die het samen handelen aanspoort en waar het geheel meer kan zijn dan de som der delen.