open brief

"De onderschatte rol van architecten: waarom ons werk meer erkenning verdient"

Ir.-arch. Jannes Vandercammen • 26 oktober 2023

De laatste tijd is er heel wat ophef over de lage vergoeding van stagiair-architecten en van architecten in het algemeen. Boos en vingerwijzend wordt er naar de Orde geschreven. Terecht, vindt ir.-arch. Jannes Vandercammen. “Toch ben ik ervan overtuigd dat er meer nodig is dan intern onze stem te laten horen. Er zijn ook structurele wijzigingen nodig, die buiten de grenzen van de beroepsverenigingen en de Orde reiken. Het is belangrijk dat we een duidelijk en collectief signaal geven vanuit de gehele sector, richting de overheid.” Lees hieronder zijn open brief.

Reageren?

Met NAV willen we een open debat stimuleren. Wil je via onze kanalen reageren met een opiniestuk, open brief, … ? Bezorg ons dan jouw bijdrage via info@nav.be

Beste collega’s,

 

We kennen het allemaal: je studeert af als jonge architect en je wil je loopbaan starten binnen een architectenbureau. Allereerst word je in de zelfstandigheid gedwongen, vervolgens moet je twee jaar stage lopen aan een hongerloon om daarna voor een karige vergoeding als junior-architect te beginnen. (1)

 

De jammerlijke afschaffing van de ereloonschaal is een grote, maar helaas niet de enige malaise binnen de sector. In deze brief probeer ik op de zaken te focussen die mee aan de basis liggen van de gehele problematiek: het (schijn)zelfstandig statuut, het te lage uurloon en auteursrecht en tot slot het feit dat architectuuropdrachten vallen onder ‘dienstverlening’. (2)

 

Hoe ‘free’ zijn freelancers?

Het (schijn)zelfstandig statuut van architecten vindt zijn oorsprong voor een stuk in het verleden, waar de stage nog werkelijk als stapsteen diende voor jonge architecten om hierna zelf een praktijk op te richten. Vandaag zien we echter dat dit amper nog gebeurt. Om alleen iets uit de grond te stampen moet je al gezegend zijn met voldoende startkapitaal en kennis hebben van bedrijfsmanagement, om van de juridische en boekhoudkundige aspecten nog maar te zwijgen. Het beroep is bovendien zodanig geëvolueerd dat het praktisch onmogelijk is om nog alleen een praktijk te starten. Als jonge architecten al iets oprichten zijn het meestal vennootschappen en collectieven. Daarom blijven de meeste architecten ‘in dienst’ bij een architectenbureau tot lang na de stage.

 

Architectenbureaus werken doorgaans met ‘freelancers’. In de praktijk zien we echter feitelijke werknemers met een zelfstandig statuut, hetgeen een zeer dunne lijn vormt met schijnzelfstandigheid. Dit zelfstandige statuut heeft vele nadelen. Zo is het bijvoorbeeld moeilijker om een lening te krijgen bij de bank, hoeveel je netto verdient is vaak onduidelijk tot het einde van het jaar, iedere architect heeft zijn eigen boekhouder nodig, we zijn verplicht onszelf te verzekeren (dit gaat af van het nettoloon), enzovoort. Als klap op de vuurpijl hebben we geen vakbond. In landen als Nederland en Duitsland werkt het merendeel van de architecten als bediende, een systeem met veel voordelen voor jonge starters. Naar mijn mening kunnen we dergelijk systeem ook hier in België handhaven, onder juiste impuls van de bevoegde overheden.
 

Financiële prikkel voor wie bedienden aanwerft

Je kan het architectenbureaus niet kwalijk nemen dat ze kiezen om zelfstandige architecten aan te werven. Dit is logisch, gezien de kost voor een architect-bediende hoger ligt dan voor een architect-zelfstandige. Elke werkgever moet het recht blijven behouden om architect-zelfstandigen aan te nemen, maar dan werkelijk als freelancers. Maar jonge starters zouden tegelijk op zijn minst de keuze moeten krijgen of zij als zelfstandige of als bediende aan hun loopbaan willen beginnen.

 

Ik vind dat de overheid hierin tegemoet kan komen en werkgevers financieel kan en moet steunen om bedienden aan te werven, bijvoorbeeld via een belastingvoordeel of een premie. Dit kan gemotiveerd worden, gezien kwalitatieve architectuur winst genereert. Zo heeft een stad of gemeente er alle baat bij om kwalitatieve woningen en (openbare) gebouwen op te richten die inkomsten opleveren. Denk hierbij aan culturele centra, sportinfrastructuur, jeugdhuizen, maar ook monumenten en musea. Hierin vormt architectuur een onmiskenbare meerwaarde.

 

Ondergewaardeerde creativiteit

Terwijl het te lage uurloon voornamelijk te wijten is aan de concurrentiestrijd en het afschaffen van de barema’s, is het magere percentage aan auteursrechten grotendeels te wijten aan het gebrek aan inzicht en geloof van de beleidsmakers. Onze stiel wordt enorm onderschat en ondergewaardeerd. Getuige hiervan is bijvoorbeeld de schandalig lage vergoeding voor de door de overheid uitgeschreven architectuurwedstrijden, voor het wedstrijdgedeelte zelf. Deelnemen aan een architectuurwedstrijd vraagt immers grote investeringen van alle kandidaten. Het is in het algemeen ook zo dat technische beroepen meer gewaardeerd worden dan creatieve, omdat ze objectiever geëvalueerd kunnen worden. Volledig ten onrechte, naar mijn mening. Als burgerlijk ingenieur-architect ervaar ik dit op dagelijkse basis.

 

Wat het beroep van architect uniek maakt, is dat het betrekking heeft op zowel creatieve als technische vaardigheden, zoals dit ook wordt erkend in de befaamde wet van ’39. Creativiteit vergt kennis van kunst en van socio-culturele, psychologische en geschiedkundige aspecten, maar ook bijvoorbeeld van ergonomie. Terwijl tegelijkertijd een uitgebreide technische kennis op gebied van materiaal, performantie, gebruik, wetgeving en normen voor elke ontwerpend architect onontbeerlijk is.

 

Architecten zijn ontwerpers, het creatief ontwerp is een kerntaak van de architect. Het is dan ook evident dat hier een copyright en auteursrecht bij horen. Het auteursrecht beschermt immers ‘de originele creaties van de geest’. Feit is dat architecten auteurs zijn. Wij vertellen een verhaal met ons werk en bieden hierdoor een kijk op de wereld rondom ons, net zoals kunstenaars en auteurs dit doen. In de meer juridische context wordt auteurschap beoordeeld op basis van de effectieve bijdrage die een persoon levert aan een werk. Gezien ons beroep, zoals eerder geïnsinueerd, vandaag steeds meer in team uitgeoefend wordt, kunnen we stellen dat ieder lid op zijn minst enkele significante bijdragen levert. Bijgevolg hebben ook stagiairs en jonge architecten recht op een bepaald percentage auteursrecht.

 

Activiteiten met een cultureel of sociaal karakter, dus 6% btw?

Ons ereloon moet voldoende toereikend zijn om ‘het beroep in eer en waardigheid te kunnen uitoefenen’. Hoewel de honorariumschaal werd afgeschaft, dient deze voor veel architecten in de praktijk nog steeds als leidraad. Architecten bepalen hun ereloon doorgaans dus nog steeds op basis van een percentage op de bouwsom van een project. Het probleem is echter dat een architectuuropdracht volgens de overheid onder ‘dienstverlening’ valt, met een btw-percentage van 21%. Dit terwijl bepaalde activiteiten met een cultureel of sociaal karakter (waar ons werk in mijn ogen zeker onder valt) worden vrijgesteld. Zelfs als de wetgever niet akkoord zou gaan met deze stelling, zou hij op zijn minst kunnen overwegen om de 21% terug te schroeven naar 12%, wat van toepassing is op diensten die van groot socio-economisch belang zijn. Het bouwen van sociale woningen en/of wooncomplexen met een bepaald aantal sociale eenheden zouden hier dus al onder kunnen vallen.

 

Uiteraard geef ik hier een vereenvoudigde interpretatie van een – op zijn zachtst uitgedrukt – ingewikkeld belastingsysteem. Het signaal dat we willen geven is echter van groot belang: In tijden van   crisis zou een reductie van de btw zowel voor ons, als voor ons cliënteel een significant verschil kunnen maken. Laten we immers niet vergeten dat de woningbouw voor kleine particulieren al grotendeels is ingestort omwille van de inflatie en het tekort aan materialen, mede als gevolg van de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne. Een verlaging van de btw op de bouw en op architectuuropdrachten zou hierin tegemoet kunnen komen, waardoor er weer meer en betaalbaarder gebouwd kan worden.

 

Met een sterke beroepsvereniging en Orde kunnen we deze problemen aankaarten bij de bevoegde overheden en beleidsmakers. Alleen zo kunnen we met voldoende slagkracht onze belangen verdedigen en werkelijke verandering teweegbrengen. Daarom vraag ik ook maximale transparantie vanuit de Orde, zodat het vertrouwen in de organisatie hersteld kan worden.

 

Architecten, laat jullie horen!

 

Hoogachtend,

Ir.-arch. Jannes G. Vandercammen

 

Voetnoten

(1) Bijkomend dien ik mezelf te nuanceren, ikzelf heb het geluk gehad om stage te lopen bij een architectenbureau dat mij steeds correct vergoedde en mij altijd met waardigheid behandeld heeft. Vanuit deze bevoorrechte positie wil ik het vooral opnemen voor stagiairs en jonge architecten die niet durven of kunnen opkomen voor zichzelf uit angst om hun job te verliezen, uit schaamte, of om welke reden dan ook. Deze brief is een pleidooi voor loonsvehoging van architecten in het algemeen, dus ook voor werkgevers.

 

(2) Stagiair-architect Enver Peeters startte zijn opiniestuk in De Standaard (op datum van 28/09/2023) met het feit dat het afschaffen van de honorarium- schaal voor architectuuropdrachten het startschot heeft gegeven voor een ‘architecturaal slagveld’ en het losbarsten van de concurrentiestrijd tussen architecten. Dit besluit van de Europese Comissie was een slag in ons gezicht, volgens hen waren de barema’s in strijd met de principes van de vrije markt. We werden afgeschilderd als ‘handelaars’. Onze meerwaarde als uitoefenaars van een creatief vrij beroep werd hier niet erkend. Hier zit volgens mij nog steeds de kern van het probleem. Hoe nefast deze beslissing ook was en nog steeds is voor onze sector, er tegen in opstand komen lijkt een al van tevoren verloren strijd. Toch dient gezegd dat een voorstel voor een, weliswaar vernieuwde en stevig politiek onderbouwde, ereloonschaal een wereld van verschil zou betekenen voor alle (Belgische) architecten. Hetgeen Peeters schreef en de manier waarop, open en bloot voor iedereen in De Standaard, is mijns inziens ‘the way to go’. Om verandering door te drukken moeten we een draagvlak creëren niet alleen binnen onze sector, maar ook en vooral daarbuiten: een politiek en maatschappelijk draagvlak. Het doel van deze brief is dan ook om de Orde en de beroepsverenigingen, op constructieve wijze, gereedschappen aan te reiken zodat zij hiermee naar de bevoegde overheden kunnen stappen.