Interview

Sociale huisvesting zkt. Generositeit - interview Alexander Dierendonck

Ir.-arch. Elise Noyez • 12 december 2023

De sociale huisvesting kampt met een probleem. Of eerder, verschillende problemen. Naast het gekende en schrijnende tekort aan wooneenheden, zijn er ook nog het gigantische patrimonium aan verouderde infrastructuur, de ontoereikende budgetten, een gebrek aan architecturale kwaliteit en een stigmatisering die zich doortrekt op alle niveaus. En toch heeft de overheid volgens architect Alexander Dierendonck met sociale huisvesting net een enorme hefboom in handen – zowel voor duurzaamheid als voor woon-, leef- en architecturale kwaliteit.

Nekkersput © Filip Dujardin

Meer dan een mathematisch probleem

De problematische toestand van de sociale huisvesting in Vlaanderen en Brussel is alom gekend. Uit cijfers van Vlaams minister van Wonen Matthias Diependaele blijkt weliswaar dat er op de Vlaamse wachtlijsten in 2022 3,5% minder kandidaat-huurders stonden dan een jaar eerder, maar met een totaal van nog steeds 176.026 wachtenden en wachttijden die oplopen tot gemiddeld vier jaar, is dat maar moeilijk een overwinning te noemen.

 

“Het klopt dat de wachtlijsten gigantisch zijn,” zegt Alexander Dierendonck, “maar dat betekent niet dat we sociale huisvesting louter als een mathematisch probleem mogen beschouwen. Integendeel. Net door de schaal van het gegeven en de rol die de overheid erin speelt, zou het ook een enorme hefboom kunnen zijn om onze omgeving en publieke ruimte vorm te geven. Want wat als we sociale huisvesting zouden hanteren als een instrument om duurzaamheid na te streven, om leefbaarheid te creëren, om aan stedenbouw te doen en stad te maken, …?”

 

Helaas zijn het net die ambities die volgens Dierendonck onder de stress van het cijfermatige nog al te veel de kop worden ingedrukt. “De sociale huisvesting zit vast in een keurslijf en een administratief traject dat veelal gebaseerd is op automatismen. Het gevaar daarvan is dat huisvestingsmaatschappijen – al doen ze dat heus niet allemaal – genoegen nemen met elk project dat de randvoorwaarden afvinkt en binnen de lijntjes kleurt, wat bijna per definitie resulteert in eenheidsworst. Zonder dat men er op die manier in slaagt om de lange wachtlijsten weg te werken, nota bene. Daarvoor is de administratieve mallemolen simpelweg te traag.”

Ambitie zit soms in kleine hoek

Dat de randvoorwaarden bij sociale huisvestingsprojecten streng en star zijn en afwijkingen amper tot niet afgedwongen kunnen worden, is onder architecten natuurlijk gekend. “Het strikt regelgevend kader an sich is nochtans niet het probleem”, benadrukt Dierendonck. “Het klopt dat je een vaste functionele indeling moet respecteren en dat je rekening moet houden met maximale oppervlaktes – in Brussel al iets genereuzer dan in Vlaanderen –, eisen inzake bemeubelbaarheid, enzovoort. Maar in wezen heb je als architect in elk project met randvoorwaarden te maken. De grote uitdaging is vooral om weerstand te bieden tegen het zuiver administratieve traject en ook binnen de vooropgestelde richtlijnen naar meerwaarde te blijven zoeken.”

 

Bij de recente renovatie en uitbreiding van het sociale huisvestingsproject Nekkersput in Gent vertaalden de ambities van DBLV architecten zich zo bijvoorbeeld in het voorstel om af te zien van de vooropgestelde sloop en heropbouw en in de plaats met de bestaande betonstructuur aan de slag te gaan. “Ook voor de huisvestingsmaatschappij was dit een belangrijke opportuniteit. Omdat de stedenbouwkundige voorschriften voor reconversie minder strikt waren, konden er immers meer units gecreëerd worden. Al vroeg dat dan weer extra onderzoek en flexibiliteit in het plan. Om de oorspronkelijk monogeoriënteerde woonunits binnen het bestaande structurele kader volledig door doorzonappartementen te vervangen, werd er namelijk een atypische indeling gerealiseerd met verschillende in elkaar verweven duplexen. Allesbehalve de klassieke batterij van appartementen, dus.”

 

Niet elk project vergt voor een kwaliteitsinjectie echter een dermate grote afwijking van de oorspronkelijke vraag. “In de eerste plaats gaat het om een aantal elementaire zaken die gegarandeerd moeten worden. Basiselementen zoals lichten, zichten, buitenruimte en een functionele planindeling. Daarnaast spelen ook materialen en een bepaalde graad van detaillering een belangrijke rol. In Nekkersput hebben de binnendeuren bijvoorbeeld een massief houten omkadering gekregen. Dat lijkt misschien een klein detail en het klopt dat niet iedereen het bewust zal opmerken, maar het is wel iets dat de kwaliteit van de woning optilt. En wat als je bijvoorbeeld wat extra zou investeren in een karaktervolle inkompartij? Dat is toch de eerste aanblik van een woning … de plek waar zowel bewoners als hun gasten toekomen, een gezicht naar de buitenwereld en dus een plek waar bewoners zich mee moeten kunnen identificeren. Op zo’n punten mogen we naar mijn mening gerust wat extra generositeit introduceren.”

Bij de renovatie en uitbreiding van het sociale huisvestingsproject Nekkersput verving DBLV de oorspronkelijk monogeoriënteerden woonunits niet enkel door doorzonappartementen, maar werd ook via materiaalkeuze en detaillering de nodige generositeit toegevoegd. © Filip Dujardin

Engagement

Dat het niet altijd eenvoudig is om zelfs dergelijke ‘kleine’ vormen van meerwaarde gerealiseerd te krijgen, erkent Dierendonck evenwel ook. En dat is heus geen kwestie van budget of administratieve gebondenheid alleen. “Er bestaat helaas nog heel wat stigmatisering rond sociale huisvesting. Niet alleen worden veel projecten langdurig of zelfs permanent stilgelegd door burenprotest, maar zelfs opdrachtgevers durven al eens te repliceren dat het de moeite niet is om nobele materialen te gebruiken omdat ‘onze mensen het verschil toch niet zien’ of ‘het binnen x aantal weken of maanden toch kapot is’. Dat is jammer. Natuurlijk zijn er bepaalde problematieken – in grootsteden vaak wat meer dan op het platteland –, maar het merendeel van de mensen in sociale huisvesting zijn wel doodgewone gezinnen. Is het dan verantwoord om 95% van het doelpubliek af te rekenen op wat de overige 5% potentieel zou doen? Is dat een reden om de lat lager te leggen?”

 

“Er bestaat helaas nog heel wat stigmatisering rond sociale huisvesting”

~ Alexander Dierendonck

 

In de meeste gevallen vergt een kwalitatief sociaal huisvestingsproject van de architect met andere woorden nog de nodige motivatie en overtuigingskracht, al ziet Dierendonck de voorbije jaren ook wel het een en ander verschuiven. “We merken dat er stilaan toch meer appreciatie komt voor dergelijke ingrepen en investeringen. In de grootsteden kunnen we hier en daar zelfs van een echte kentering spreken. Daar wordt het meer en meer onderdeel van de vraagstelling en zowel de stadsbouwmeesters als bepaalde sociale huisvestingsmaatschappijen proberen er via wedstrijdprocedures een heel specifiek profiel van architecten aan te trekken.”

 

Een essentiële eigenschap in dat profiel is hoe dan ook engagement. “De strikte randvoorwaarden, lage erelonen, logge procedures en vaak moeilijke onderhandelingen maken van sociale huisvestingsprojecten nu eenmaal niet de meest aantrekkelijke opdrachten. Een persoonlijke motivatie om voor mensen te bouwen, om woon- en levenskwaliteit te creëren, om dierbaarheid te genereren, … is voor een goed sociaal woningbouwproject onontbeerlijk. Let op, gemotiveerde en geëngageerde architecten zijn er gelukkig altijd geweest en ook in het verleden zijn er dus kwalitatieve projecten opgeleverd. Het is nu vooral een kwestie van ze voldoende kansen te geven.”

Europark. De sociale huisvesting draagt heel wat grootschalige projecten uit het verleden met zich mee. Dergelijke reconversies, zoals de plannen van DBLV voor twee sociale bouwblokken op Linkeroever, kunnen volgens Alexander Dierendonck een belangrijke hefboom vormen.

Een kwestie van schaal

Kansen en erelonen: het zijn twee thema’s die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. “In grote lijnen kan je stellen dat sociale huisvestingsprojecten voor een architect pas rendabel zijn vanaf een middelgrote tot grote schaal”, redeneert Dierendonck. “Maar ook daar ligt een belangrijke gemiste kans. Niet omdat we bang hoeven te zijn van het grootschalige. Wel omdat we ook met kleine, punctuele ingrepen in de stad een belangrijk verschil zouden kunnen maken.”

 

Dat de architect met schaal als dusdanig geen probleem heeft, blijkt onder meer uit de plannen voor de reconversie van twee sociale bouwblokken op Linkeroever met DBLV. “We dragen nu eenmaal heel wat grootschalige projecten uit het verleden mee”, klinkt het. “Linkeroever is daarin weliswaar een unicum, maar net om die reden ook extra interessant. Alles ligt er immers in handen van één partij, die door de opmaak van een masterplan de kans grijpt om effectief heel die wijk te gaan herdenken. Daarnaast denk ik dat de schaal van sociale huisvestingsprojecten ook een belangrijke hefboom kan zijn om in buitengebied de noodzakelijke verdichting in te zetten. Daar komt vandaag nog heel wat protest op, maar uiteindelijk zullen uitgestrekte wijken en grondgebonden wonen toch afgebouwd moeten worden.”

 

“Ook met kleine, punctuele ingrepen in de stad kunnen we een belangrijk verschil maken”

~ Alexander Dierendonck

 

De stad, daarentegen, zou volgens Dierendonck gerust baat hebben bij wat meer kleinschaligheid. “Grootschalige projecten zijn er hier doorgaans voldoende, maar met kleine interventies zou bijvoorbeeld extra ingezet kunnen worden op stedelijkheid en verwevenheid. Bij de wedstrijd voor de ontwikkeling van een groot terrein in de Gentse Academiestraat – een project toegekend aan vastgoedbedrijf 3D Real Estate en architectenbureaus Robbrecht en Daem architecten, Marie-José Van Hee architecten, ectv, Dierendonckblancke en Callebaut architecten – werd indertijd bijvoorbeeld opgelegd dat een bepaald aandeel van de woningen voor sociale huisvesting bestemd moest zijn. Uiteindelijk omvat dat project een enorme mix van typologieën, van kantoren tot grondgebonden woningen en van luxeappartementen tot sociale studio’s, en zorgt het zo voor een waardevolle verstrengeling en differentiatie.”

 

Op het terrein zijn dergelijke kansen voor kleinschalige interventies er echter nog te weinig, meent Dierendonck. “De verplichting om ook in private ontwikkelingen in Gent een aandeel sociale huisvesting op te nemen, werd sindsdien vernietigd en in het reguliere circuit liggen de erelonen voor kleine sociale huisvestingsprojecten nu eenmaal zodanig laag dat er simpelweg geen ruimte is om te investeren in het onderzoek dat voor dergelijke ingrepen noodzakelijk is.”

Bij de ontwikkeling van een groot terrein in de Gentse Academiestraat (een project van Robbrecht en Daem architecten, Marie-José Van Hee architecten, ectv, Dierendonckblancke en Callebaut architecten) werd de sociale huisvesting met andere (woon)typologieën verweven. © Filip Dujardin

Ruimte voor onderzoek

Daar zit volgens Dierendonck misschien ook de crux van het verhaal. De sociale huisvesting van de toekomst vergt niet alleen meer ambitie en meer generositeit, maar ook meer ruimte voor onderzoek naar het potentieel op zowel grote, stedenbouwkundige als kleine, menselijke schaal. “Enerzijds moeten we het sociale patrimonium inzetten om onze omgeving en publieke ruimte vorm te geven, anderzijds moeten we op zoek naar manieren om het strikte keurslijf van de sociale woningbouw op een intelligentere manier in te zetten en aan te passen aan de zeer diverse noden van vandaag. Hoe zijn onze parameters bijvoorbeeld aangepast aan bewoners uit andere culturen of met andere fysieke beperkingen? Wat zijn eventueel andere manieren om collectief samen te wonen? Kan je de woonkwaliteit verhogen door bijvoorbeeld een collectieve ruimte te voorzien waar mensen een verjaardagsfeestje kunnen houden voor hun kinderen? Iedereen heeft altijd duizend redenen om het niet te doen, maar wat als we het eens daadwerkelijk onderzoeken? Zo zijn er heel wat zaken in de marge die onderbelicht zijn en waarvoor vandaag onvoldoende ruimte gemaakt wordt.”

Over

Alexander Dierendonck is architect en mede-oprichter van Dierendonckblancke (met Isabelle Blancke) en DBLV architecten (met Isabelle Blancke, Hans Lust en Lieve Van De Ginste). Beide architectenbureaus engageren zich regelmatig voor sociale huisvestingsprojecten in Vlaanderen en Brussel en de in mei 2020 opgeleverde renovatie en uitbreiding van de sociale woontoren Nekkersput in Gent, een project van DBLV, wordt inmiddels internationaal als referentieproject beschouwd.

 

www.dierendonckblancke.eu

www.dblvarchitecten.eu